Monday, December 31, 2007

TOP2007! #16: Rilo Kiley

Las Vegas

16. Rilo Kiley – Under The Blacklight

Mijn persoonlijke grootste verrassing van het jaar, want eerder werk kon me nooit zo boeien; hoogste tijd voor een herkansing dus. Bij een deel van de indie-incrowd hebben ze het dan ook verbruid met deze retrosoftpop-vrijage (probeer je een ménage à trois voor te stellen tussen Fleetwood Mac, Liz Phair en Spargo) maar zulke mooie liedjes (alle elf op één na goed!) ten dienste van Jenny Lewis die zich onverschrokken door de bonte stoet van jangle pop, blue-eyed-soul-met-theremin-solo, faux-disco, alt.country en indierock heenschmiert, ja, dat wil wel hoor. Natuurlijk, de houdbaarheidsdatum moet nog blijken, maar voorlopig blijf ik nog wel even aan het lachen met bijvoorbeeld die overdreven gechokete crash bekkens aan het eind van “The Moneymaker”, en de rehabilitatie van de Miami Sound Machine (om nog maar te zwijgen van de gospelkoor-met-harp bridge) bij wijze van “Dejalo” is mindboggling en onweerstaanbaar:

TOP2007! #17: Rufus Wainwright

Het jaarlijkse Sheep & Wool Festival in Rhinebeck, upstate New York

17. Rufus Wainwright – Release The Stars

Ook al zo iemand die ik vanwege compleet achterlijke vooroordelen (“zal wel weer zo’n door nepotisme groot geworden suffe singersongwriter zijn”) altijd links liet liggen. Echt een godswonder trouwens dat ik de laatste tien jaar nooit eerder met de allesbehalve spotlichtmijdende drama queen geconfronteerd ben, want dan weet je natuurlijk binnen drie tellen wel beter… Blij verrast was ik dus door zijn duet met David Byrne (Bizet's “Au Fond Du Temple Saint” op Grown Backwards), en na Want Two en Release The Stars te hebben opgesnord ben ik sinds kort dan ook overstag gegaan, want oooh ja, dit is wel mijn kopje thee; over een maand of wat zou ik Release The Stars waarschijnlijk met terugwerkende kracht alsnog minstens in de top tien van 2007 zetten. Wie schrijft er nou nog liedjes over het buitenverblijf van Frederik de Grote of de wurgcontracten van acteurs ten tijde van het oude Hollywood studio syteem (juist ja, "Release The Stars")? En Rufus’ net verschenen hommage aan Judy Garland's legendarische Carnegie Hall plaat uit 1961 moet trouwens ook wel fabeltastisch leuk zijn, toch? Pas op, 't is zonder backbeat:

MP3 "Between My Legs"

TOP2007! #18: Laura Veirs

Colorado Springs

18. Laura Veirs – Saltbreakers

Al een paar jaar favoriet bij ons thuis. Fijne eigenwijze drollenstem met bijpassend hoofd.

TOP2007! #19: Dolorean

Schip gestrand op weg naar Portland, Oregon

19. Dolorean - You Can’t Win

Typisch zo’n plaat die van een zeven naar een acht-plus gaat na een concert. God, wat was het mooi op Roots Of Heaven… Ik kan me tegelijkertijd goed voorstellen dat veel mensen het dodelijk saai sombermansgeneuzel vinden, understatement is immers hun grootste wapen, ook live. Oordeel zelf:

Sunday, December 30, 2007

TOP2007! #21: Wolves In The Throne Room / #20: The Ruins Of Beverast

Tree octopus sighting near Olympia, Washington

21. Wolves In The Throne Room – Two Hunters

Throne of Charlemagne, Aachen, Germany

20. The Ruins Of Beverast – Rain Upon The Impure

Top dogs in de categorie tot woudreus- respectievelijk kathedraalhoogte opgetrokken kluizenaars-black metal. WITTR maakt de "wie maalt er nou eigenlijk nog om die Emperor reünie?"-belofte van Diadem Of 12 Stars van vorig jaar meer dan waar (leuk artikel hier) en TROB (aka Alexander von Meilenwald) zet een nieuwe standaard in modderige productie én artwork, weloverwogen en zeer indrukwekkend. Qua metal is het ook bij mij dit jaar nogal doorgeslagen naar de min of meer experimentele kant, terwijl ik toch eigenlijk meer fan ben van het rechttoerechtaan adrenalineverhogende beukwerk (is dat nog wel zo, begin ik me inmiddels af te vragen). In die categorie kwam ik echter weinig bijzonders tegen: Slavia, Watain, Behemoth, Skeletonwitch, Baroness, Fu Manchu, Darkthrone, Pig Destroyer, Ulcerate, Akercocke, Profundi (altijd leuk, zo'n rijtje metalbandnamen); allemaal lekker hoor, maar uiteindelijk op volledig album-niveau toch allemaal een beetje net niet top 25 waardig, en goeie oude school brute death metal was helemaal ver te zoeken (tips zijn welkom). Ik snap ook nog steeds niet wat er nou zo goed is aan High On Fire (ongetwijfeld live geweldig, maar wat zijn die platen saaaaai) en die universeel bewierookte Dillinger Escape Plan heb ik nog niet gehoord. Het was kortom toch vooral het jaar van genrebenders als Jesu, Earth, Ulver, Bergraven, Bone Awl, Wrnlrd, Nadja, Alcest, Wold, The Angelic Process en Deathspell Omega; maar gelukkig is er altijd nog Anaal Nathrakh...


TOP2007! #22: Panda Bear

Lissabon, Portugal

22. Panda Bear – Person Pitch

SMiLE meets My Life In The Bush Of Ghosts by way of psychfolktronica, zeg je dan. Hij kakt wat in naar het eind toe, maar dispensatie wordt verleend vanwege het jubelextatische begin van de plaat, dat mij zelfs in een naargeestig winkelcentrum op een druilerige koopavond deed wegzweven met de plots overal opduikende roze-gevleugelde troetelbeertjes om poedersuiker over het winkelpubliek uit te strooien. Overigens net als #20 een soloplaat van een drummer (Noah Lennox van Animal Collective). Phil Collins eat your heart out.

TOP2007! #23: Spoon

Austin, Texas

23. Spoon – Ga Ga Ga Ga Ga

Nee, ’t is qua liedjes niet hun fijnste (ik mis net die echte toppers als een "The Fitted Shirt" of een "I Turn My Camera On", het meest geniale twee-akkoorden liedje ooit), maar toch nog met gemak één van de beste alt.rootsrock platen van het jaar, wat maar aangeeft hoe goed deze band eigenlijk wel niet is. Wannabe-funkster-indierock-minimalisme met een wereldzanger (Britt Daniel's Lennon-sneer is trouwens niet de enige Beatles referentie) voor op de koptelefoon, want dan barst het akoestieke feest van handclaps, sambaballen en vooral het zoals altijd tot in de puntjes verzorgde knisperende tamborijnspel pas echt goed los. Oningewijden beginnen dus echter beter bij Kill The Moonlight of Girls Can't Tell; er aan beginnen is hoe dan ook een must.

MP3 "You Got Yr. Cherry Bomb"

Saturday, December 29, 2007

Platenjaar 2007


Zoals gezegd was ik dit jaar meer into live muziek dan nieuwe platen. Ook kocht ik veel minder CD's dan gebruikelijk en veel meer oude én nieuwe LP's dan ooit, waardoor ik nu toch echt knopen moet gaan doorhakken: Ik wil hoe dan ook mijn LP's in de huiskamer, binnen handbereik hebben, maar er staat inmiddels ruim een meter op de grond vóór de CD kastjes. Wat te doen: Een paar boekenplanken opofferen, radicaal álle CD's naar boven of toch maar de klassieke en verzamel LP's richting logeerkamer? Ik til het om te beginnen maar eens lekker over de feestdagen heen...

Verder voegde ik dit jaar weer twee min of meer nieuwe genres aan mijn menu toe, Britse folk-met-en-zonder-rock en Braziliaanse muziek in alle soorten en maten, maar toch vooral samba. Niet dat dat verder in m'n eindejaarslijstje is terug te vinden (op één uitzondering na), want dat is zoals gewoonlijk weer voor 90 % opgetrokken uit mijn heilige drie-eenheid americana, indie en metal, soms zelfs in kruisbestuivende vorm (metalgaze (shoemetal?) op 7, twang metal op 8, indiemericana op 10). Veel oude bekenden ook, qua artiesten maar liefst vier overlaps met m'n lijstje van vorig jaar (de nummers 6, 7, 14 en 21) en een aantal bijna default topnoteringen voor persoonlijke favorieten die eigenlijk beter zouden moeten kunnen (4, 6, 23), en dan heeft Dinosaur Jr. de (vanzelfsprekend allesbehalve definitieve) schifting niet eens overleefd! Gelukkig deed ik toch ook nog aardig wat nieuwe ontdekkingen (waarvan 2 in de top 3, maar liefst) en waren er zelfs een paar bandjes die met hun laatste plaat mijn eerdere relatieve desinteresse ruimschoots weg wisten te spelen (9, 13, 17). En dan zijn er nog de 'te laat' ontdekte meesterwerken uit 2006, zoals Jay Reatard's Blood Visions, The Decemberists' The Crane Wife en Part Chimp's I Am Come, alsmede de platen van Robyn (wiens titelloze album uit 2005 dit jaar met veel succes werd heruitgegeven; de VS volgt eindelijk in 2008, en nog belangrijker, in januari komt ze naar zowel Eurosonic als de Melkweg!) en Amy Winehouse (stond al in m'n lijstje van vorig jaar) die beiden hoge ogen hadden gegooid als ik ze niet heel streng buiten mededinging had gesteld... De plaat die ik in 2007 overall het meest draaide is overigens Look Into The Eyeball van David Byrne, uit 2001.

Aangezien ik waarschijnlijk tot medio 2008 bezig zou zijn om die top 25 uitgebreid te bespreken, doe ik het maar eens op een andere manier. Bij elke plaat zoek ik een passende foto uit de geboorteplaats van de artiest, en als me dat zo uitkomt, uit de huidige woonplaats; hopelijk wordt het niet te arty farty :) Ook is het beste nummer van iedere plaat steeds te downloaden als mp3tje; op het eind zal ik een zip-file maken waarmee je alles in één keer binnen kan trekken. En als ik de behoefte niet kan ophouden er toch wat over te schrijven zal ik het uiteraard niet nalaten. De nummers 25 en 24 komen stomtoevallig allebei uit dezelfde stad dus dat begint al lekker...

Robyn - Handle Me

Friday, December 28, 2007

TOP2007! #24: The Besnard Lakes

Downtown Montreal

24. The Besnard Lakes – Are The Dark Horse

Niet zo’n onbeschofte Brian Wilson worship als Panda Bear’s Person Pitch, maar veel scheelt het niet. Wel op een heel andere manier, namelijk met shoegaze-gitaarmuren (verstevigd met de nodige strijkers) en luid rondechoënde opeengestapelde vocalen die niet zelden aan Low (die, by the way, ooit een prachtige cover van “Surfer Girl” hebben gedaan) doen denken. Pathos wordt niet geschuwd, getuige ook de titels van de twee beste liedjes, “Disaster” en “Devastation”.

MP3 "Disaster"

TOP2007! #25: Stars

Ingang van de Metro in Montreal, Canada

25. Stars – In Our Bedroom After The War

"Take Me To The Riot” is één van de handvol onweerstaanbare indie/sophisti/britpop/boy-girlmeezingers op In Our Bedroom After The War. Erg Smiths, erg Belle & Sebastian, erg leuk. Ik had de plaat bijna over het hoofd gezien omdat ik ze verwarde met het veel minder leuke For Stars.

MP3 "Take Me To The Riot"

Hiram Leest Een Boek!


Klem! Jan van Beveren, vlinder in de zestien is vreemd genoeg pas de eerste echte biografie over de man die algemeen wordt beschouwd als de beste Nederlandse keeper ooit. Hij stond gedurende de gehele jaren zeventig op doel bij PSV en was naast mensen als Kees Rijvers, Ralf Edström, Skiete Willy en De Gebroeders een cruciale factor in de definitieve transformatie van het provincieclubje tot internationale topper. Het is natuurlijk allemaal net van voor mijn tijd, maar daarom eigenlijk des te leuker om er nu eens meer over te weten te komen. Zo waren blijkbaar de onderlinge verhoudingen dertig jaar geleden al zoals ze nu nog zijn: Ajax won meestal van Feyenoord, Feyenoord meestal van PSV, en PSV meestal van Ajax. Die laatste categorie wordt uiteraard breed uitgemeten, want schrijver Ruud Doevendans is een onvervalste fanboy, van PSV en van Lange Jan zelf. De rode draad in het boek is dan ook onvermijdelijk de goedmoedige Brabantse boerkes vs. de arrogante geldwolven uit de Randstad en dan van Beveren (geboren vlak naast het Olympisch Stadion nota bene) vs. Cruijff in het bijzonder. Na een tijdje geloof je het allemaal wel, zeker als Doevendans met gedetailleerde wedstrijdanalyses gaat aantonen hoe slecht Cruijff eigenlijk wel niet speelde in het Nederlands elftal. Ook een minpuntje is dat het boek eigenlijk meer over PSV (en Oranje) gaat dan over van Beveren, wat ongetwijfeld te maken heeft met het feit dat van Beveren zelf niet of nauwelijks medewerking heeft verleend aan de hele onderneming. Toch had ik juist graag wat meer ‘droge’ informatie over zijn techniek en zijn legendarische stijl van keepen willen hebben, wat hij nou precies zo goed deed in specifieke wedstrijdsituaties waardoor hij volgens Doevendans de Beste Keeper Ter Wereld Aller Tijden moet heten; aan de andere kant, spreken die foto’s geen boekdelen? Maar goed, ik snap ook wel dat het voor de spanningsboog niet te versmaden is om het verhaal op te hangen aan het debacle van ‘74 (door conflicten met Cruijff en co. mist van Beveren het WK en ja, natúúrlijk had hij niet alleen dat rollertje van Müller maar ook Breitners penalty met één hand klem! gehad; in ’75 bedankt hij definitief voor Oranje) en de daaropvolgende triomfen met PSV (3 keer landskampioen, UEFA Cup in 1978, winnen van het Barcelona van JC).


Het leukste deel van het verhaal is eigenlijk van Beverens periode in Amerika, waar hij in 1980, in de late bloeiperiode van het Amerikaanse soccer, als persona non grata naartoe emigreert om te gaan spelen voor de Fort Lauderdale Strikers in Florida. Aah, die inmiddels met retro-chic omgeven bizarro world van het Oude Wereld-voetbal, met zijn shoot-outs, astro turf, 30 yard offside line, kreupele ex-vedettes en de New York Cosmos; ik weet in ieder geval al welk boek ik volgend jaar ga lezen. Tragisch einde toch wel: Van Beveren slijt midden jaren tachtig zijn laatste dagen als zaalvoetballer in Texas, waar hij er geregeld 10 per wedstrijd om zijn oren krijgt, maar blijft volharden om zijn verblijfsvergunning rond te krijgen. Jan (pronounced: “Yawn”!) woont nog steeds in the Lone Star State.


Maar de échte tragiek van keepers, is dat niet dat zij na een wereldactie altijd boos schijnen te moeten zijn in plaats van blij? Ik zag het gisteren ‘de nieuwe van Beveren’ Piet Velthuizen ook weer doen, de ene Glanzparade na de andere én maar schelden met z'n drie-kwart mouwtjes… Zou die nou eigenlijk niet veel liever juichend in de hekken springen in plaats van wéér Theo Janssen af te bekken omdat’ie z’n man laat lopen?

Thursday, December 27, 2007

Tuesday, December 18, 2007

Little Bitty Pretty One TWO three FOUR


Met het verscheiden van Ike Turner passeert overal (en dus ook hier) "Rocket 88", Het Eerste Rock & Roll Nummer, weer eens de revue. Dat blik wormen ga ik hier niet weer opmaken, maar Leo Konra vroeg zich terecht af of er in dit nummer uit 1951 wel wis & waarachtig sprake is van een backbeat en wat dat nou precies is, die backbeat. Die vragen zijn eigenlijk heel eenvoudig te beantwoorden: Nee en "Little Bitty Pretty One".

Thurston Harris & The Sharps - Little Bitty Pretty One (1957)



OK, het is een beetje verneukeratief, want je hoort vooral hand claps op de 2e en de 4e tel in plaats van de snare, maar het wordt er in ieder geval wel even ondubbelzinnig ingeramd in het intro (dat, pas op, begint op de 4).

(Kleine terzijde: Ik hoorde dit liedje voor het eerst begin jaren negentig in Lipstick On Your Collar, een tv-serie van Dennis "The Singing Detective" Potter die tjokvol zat met karikaturale maar wel vintage jaren vijftig muziek. Een vreemde manier om aan 'de' Oude Amerikaanse Muziek te geraken, maar dat was hét moment waarop ik de klap van de molen heb gekregen: Hier hoorde Hiram Hank Zelf voor het eerst! Moest ik anders maar eens een stukje over schrijven binnenkort...)

De drummer van dienst is Earl Palmer, 'the world's greatest rock 'n' roll drummer', de Big Beat in hoogsteigen persoon, die in de jaren veertig en vijftig op honderden sessies speelde voor onder andere Little Richard, Fats Domino, Eddie Cochran, Ritchie Valens, Smiley Lewis, Lloyd Price, Etta James, Shirley & Lee en vele andere minder bekende r&b/r&r artiesten. Van zijn genadeloos harde shuffle trekt iedere iPod wit weg en dan vooral ook als hij hem op z'n snare speelt. Dat is een inmiddels wat vergeten techniek, waarschijnlijk omdat het nogal ouderwets, marching band-achtig aandoet, maar ik ben er gek op, laat die bekkens toch eens wat vaker lekker voor wat ze zijn! Vanzelfsprekend werd Palmer hierbij weldadig gevoed door de rijke muziekgeschiedenis van zijn hometown New Orleans, niet alleen wat betreft die drumbandstijl (ook die NOLA voetbediende hihat waar ik het eerder over had komt natuurlijk van de handbekkens in de drumbands) maar ook qua Carribische, Afro-Latin invloeden. Die vallen op micro-niveau zelfs terug te vinden in wat ik als zijn signature fill (drumbreak) beschouw: De gesyncopeerde roffel, zoals mooi te horen in bijvoorbeeld Little Richard's "I Got It", vlak vóór en (iets uitgebreider doch minder duidelijk) halverwege de sax-solo. Hier (even scrollen) zie je het hem (een beetje roestig) zelf voordoen met nog een paar levende New Orleans-legendes en uitleggen dat de basis een rumba is. Je herkent dan ook (het '3' gedeelte van) het traditionele clave patroon uit de latin (bij sommigen misschien beter bekend als de Bo Diddley beat), door Palmer met grote regelmaat met de basdrum gespeeld. Als basis van je fill of zelfs maar gewoon als beat kom je zo prachtig op de 4e tel (de upbeat) uit met je bass 'onder' je snare, zoals te horen in Little Richard's "Rip It Up" (erg drumband-stylo en hey, daar heb je die fill weer!), Fats Domino's "I'm Walkin" (een goed voorbeeld omdat de melodie het ritme zeer nadrukkelijk volgt) en Roy Montrell's onweerstaanbare "(Everytime I Hear) That Mellow Saxophone", waar hij hem achtermekaardoor op de tom pakt. Net als "Little Bitty Pretty One" begint dit laatste nummer ook met dat accent op de 4e tel, de upbeat dus (in feite een 'halve' backbeat).

Overigens, ook vierkant rocken heeft Palmer zo'n beetje uitgevonden, luister naar de proto-hardrock van Eddie Cochran's "Somethin' Else" (1959), later met goede reden vaak live gecoverd door Led Zeppelin. Let ook weer op die enorme drive van de snare in de coupletten, en op het publiek dat in 1959 nóg niet weet wat een backbeat is....



Het grappige is dat ik "In The Mood" wilde noemen als overbekend voorbeeld van hoe het ritme in popmuziek klonk vóór de backbeat; met een beschaafd pom-pom-pom-pom accent op alle vier de tellen dus. Nu heeft Earl Palmer dat nummer toevallig ook een keer opgenomen en het laat piekfijn horen wat de backbeat, de Big Beat, kortom rock 'n' roll ons hebben gebracht: Silly music! Je gaat ervan bewegen op de 2 en de 4, met een ingehouden terugtrekkende beweging op de 1 en de 3 en stom eruit zien dat dat doet... Laat ik meteen maar eens on record gaan en zeggen dat in zijn algemeenheid 'silliness' (hoe kan je dat nou het best vertalen, 'stompzinnigheid'?) de belangrijkste kwaliteit van muziek is. Op zeker.

Of Earl Palmer nou werkelijk de uitvinder van de Big Beat is of dat hij gewoon de beste PR van al die geweldige sessiedrummers heeft gehad, laat ik maar in het midden, het doet verder niets af aan zijn grandioze spel. Er bestaat een leuk verzamel CDtje van zijn werk (beter nog, ga op zoek naar de onmisbare box set van het Specialty label) en een biografie met dezelfde naam, die ik ook nog steeds niet heb gelezen helaas. Mr. Earl Palmer is in ieder geval nog steeds alive & well in Californië, 25 oktober jongstleden werd hij 83. De snelle rekenaars uit mijn directe omgeving zien hier meteen de reden waarom ik altijd maar een middelmatig drummertje ben gebleven: Op een dag na scheel ik precies 50 jaar met hem! Toch leuk geprobeerd, pieps & miems ;-)

Zoals gebruikelijk leverde de rondgang in de YouTube-archieven in ieder geval in muzikaal opzicht weer veel moois op, zoals Frankie Lymon, altijd een genot om hem te horen (vergeet het filmpje):

Frankie Lymon & The Teenagers - Little Bitty Pretty One (1958)



Over silly music gesproken, het blitse vocale doowop crescendootje dat Lymon toevoegt wordt een paar jaar later overgenomen door Merseybeaters Freddie & The Dreamers. Prachtig Mancunian intro ("There's my modda!") en de drummer doet even voor hoe ze in het Engeland van vóór Keith Moon een nummer afsloten... gewoon met een stiff upper lip dus.

Freddie & The Dreamers - Little Bitty Pretty Won (ca. 1964)



Tenslotte nog even iedereens favoriete working class cokesnuivende sportsbarrockers; ja, ik heb een zwak voor ze en moet ook steevast aan Jim Belushi denken als ik ze hoor. Er is een nóg betere liveversie (niet meer te vinden), maar deze is ook leuk zat, wederom met volkomen overbodig YT-huisvlijtfilmpje:

Huey Lewis & The News - Little Bitty Pretty One (1994)

Monday, December 17, 2007

To The Left, To The Right


Welaan, in de beste traditie van de Vereniging voor Interessante Edoch Nutteloze Onderzoeken gaan we hier, naar aanleiding van mijn eerdere ritmesectie-foto-essay-tje, toch maar eens die onderste steen boven zien te krijgen betreffende het hoe & waarom van de Positionering van de Bassist. Mijn ervaring is dus dat ze meestal links van mij (voor de kijkers rechts) gaan staan, zowel in het oefenhok als op het podium. Lijkt me om twee praktische redenen ook het meest voor de hand liggend (en hierbij ga ik uiteraard uit van een rechtshandige ritmesectie): Ten eerste is de (rock)drummer per saldo het grootste deel van de tijd naar links gericht bezig, namelijk met de rechterarm over de linker heen de hihat bespelend; aan deze zijde is dus ook het oogcontact te halen. Ten tweede heeft de basgitaar een lange hals waarmee je het gevaar loopt de drumkit te raken als je aan de rechterkant gaat staan. Logisch, toch?

Echter, gitarist/geluidsman-in-ruste ‘Rude’ Danny merkt op dat het één en ander ook wel eens met geluidstechniek te maken zou kunnen hebben, ik citeer even zijn reactie:

“Heb altijd begrepen dat dit te maken heeft met het feit dat drummers (want meestal rechtshandig) het grootste deel van hun, qua frequentie meest doordringende, gehalte aan bekkens rechts van zich hebben gesitueerd in hun drumopstelling. M.a.w. links herrie van bekkens, rechts herrie van (belangrijk voor ritmisch verband) bassist. Vooral handige bij optredens zonder monitors e.d.”

Hmm, wellicht is dit een gevalletje “links… nee, links… neehee, andere links!”; voor alle duidelijkheid, ik spreek dus steeds vanuit het oogpunt van de drummer. Volgens mij staan normaal gesproken de meest luidruchtige bekkens juist aan de linkerkant, namelijk de crash en de hihat; op rechts gaat slechts de ride van ‘ping-ping-ping’, het eventuele gebruik van meerdere crash bekkens of (godbetert) een china aan die kant even daargelaten. Afhankelijk van hoe hard er gespeeld wordt, lijkt de grootste geluidsvervuiler mij de handbespeelde geopende hihat, niet? Mij leek juist één van de redenen voor een bassist om niet links te gaan staan dat voortdurende treble-gesis in die hoek… Het laag van een drumkit zit met de basdrum en floor tom wat meer aan de rechterkant. Hoe dan ook, er zullen vast wel audiologische redenen zijn, waardoor bijvoorbeeld ooit eens de gewoonte kan zijn ontstaan bij geluidstechnici om in de backline van hun zaal de basversterker standaard links of juist rechts naast de drumkit neer te zetten, zodat bassisten misschien zonder het te weten vaak worden ‘gedwongen’ aan een bepaalde kant te gaan staan. Wie hier meer van weet mag het zeggen…

Maar ho 'es even, hoe zit het nou eigenlijk, stáán al die bassisten nou wel altijd stijf op links? Nee, natuurlijk niet. Ik heb even een kleine steekproef genomen, check it out:

Paul McCartney (Beatles): Rechts
Bill Wyman (Stones): Rechts
John Entwistle (Who): Rechts
Chris Hillman (Byrds): Rechts
James Jamerson (Motown): Arno, enig idee?
Donald “Duck” Dunn (Stax): Rechts
John Paul Jones (Led Zeppelin): Rechts
Roger Glover (Deep Purple): Rechts
Rinus Gerritsen (Golden Earring): Rechts
Dee Dee Ramone (Ramones): Links
Tina Weymouth (Talking Heads): Links
Peter Hook (Joy Division/New Order): Links
Adam Clayton (U2): Links
Kim Gordon (Sonic Youth): Links (ik geef het toe, dit hele verhaal is eigenlijk gewoon een excuus om weer eens een mooie foto van haar te plaatsen hier)
Mike Mills (R.E.M.): Rechts
Cliff Burton/Jason Newsted/Robert Trujillo (Metallica): Rechts
Kim Deal (Pixies): Links
Flea (Red Hot Chili Peppers): Rechts
Krist Novoselic (Nirvana): Rechts (vanzelfsprekend, net als de linkshandige Kurt Cobain, juist wél met de hals richting dra te verwoesten drumstel)
D’arcy Wretzky/Melissa Auf Der Maur (Smashing Pumpkins): Rechts
Colin Greenwood (Radiohead): Rechts
Carlos D. (Interpol): Links

Uiteraard verre van compleet, nogal willekeurig en zeker niet 100 % accuraat (sommigen staan ook stiekem wel eens aan de andere kant), maar toch opmerkelijk: Vroegâh, zeg maar vóór de punk (de nrs. 1 t/m 9) was het blijkbaar de gewoonte om juist rechts te gaan staan (daarna valt er geen peil meer op te trekken) en dames (in ieder geval zij die niet naar Billy Corgan hoeven te luisteren) lijken liever links te staan [broodje-aap-modus] Wegens minder lage drumtonen en dus geen eierstokken die tot sambaballen verworden? Lijkt me sterk, we hebben het hier wel over bassistes[/broodje-aap-modus]. Verder valt op dat elk van de bestudeerde objecten toch op z’n minst een duidelijke voorkeur heeft voor een bepaalde kant, afgaande op het beschikbare foto- en videomateriaal. Ik heb leadzingende bassisten als Jack Bruce, Lemmy en Mark King trouwens buiten beschouwing gelaten en uiteraard zijn aanvullingen/correcties op bovenstaand lijstje zeer welkom. Overigens verbaasde ik me erover van hoeveel bassisten ik uit m’n hoofd wist aan welke kant ze meestal stonden/staan.

Afijn, u merkt het al, deze eenvoudige stokkenzwaaier komt er niet uit. Daarom roep ik mijn hulplijnen in en vraag ik bij deze Mijn Bassisten of ze eens hun licht willen laten schijnen over deze heikele kwestie. Hier wat vragen om jullie op weg te helpen:

-Sta je altijd, ongeacht met wie je speelt, aan dezelfde kant?
-Is die voorkeur ooit per ongeluk, uit gewoonte of om specifieke redenen ontstaan?
-Wie is je persoonlijke jeugdheld cq. basvoorbeeld? En staat die aan dezelfde kant als jij?
-Heeft het iets met het geluidsbeeld of het fysiek van het drumstel te maken?
-Is misschien het welbekende hanengedrag van gitaristen allesbepalend (“Ik sta dus dáár!”) en neem jij dan maar de kant die overblijft? Of ben je er neergezet door een ander bandlid?
-Is er verschil tussen oefenruimte en podium?
-Heb je er überhaupt ooit over nagedacht?
-Maar vooral: Waarom staan jullie bij mij altijd links? Oftewel: Zijn jullie punk of zijn jullie meisjes?

Volgende maand moet ik, zoals sommigen van jullie weten, het podium delen met drie bassisten, waaronder één burgermeester, dus vóór die tijd moeten we eruit zijn, anders voorzie ik een choreografische chaos die zijn weerga niet kent!

Luistert u tijdens het nadenken even lekker naar T-Model Ford's geniale "To The Left, To The Right" (filmpje slaat nergens op, maar scheelt mij weer de moeite van het mp3tje uploaden). Het is zonder bas dus karaoke behoort ook nog tot de mogelijkheden :-)

T-Model Ford – To The Left, To The Right



En deze kwam ik tijdens de research tegen, die moet ik gewoon even plaatsen, al was het maar vanwege die extra hihat bovenop de basdrum van Zigaboo Modeliste (nou snap ik eindelijk waar'ie die geweldige gesyncopeerde accenten vandaan haalt). En omdat het één van de beste bands allertijden is, vanzelf... Heilige Graal spul, dit.

The Meters - Look-A Py Py / Jungle Man (live 1974)

Thursday, December 13, 2007

Concertjaar 2007


Volgens Last FM was ik dit jaar bij 61 events aanwezig. Die lijst is niet compleet, ik denk dat ik (inclusief voorprogramma's en festivals) op z'n minst honderd bandjes heb zien spelen in 2007, waarvan sommige zelfs twee of drie keer. Dat is meer dan ooit, meer ook dan ik aan nieuwe platen hoorde het afgelopen jaar, en het bevalt me erg goed, die terugkeer naar levende muziek en een-LPtje-kopen-bij-het-concert als tegenwicht voor de overkill aan nieuwe mp3 muziek. Hiram's concert-eindlijst van 2007:

1. The Hold Steady Paradiso
2. Dolorean Patronaat
3. The Drones Paradiso
4. Chris Isaak Manchester Academy 3
5. Wilco Paradiso
6. Mono Patronaat
7. The Sgeurvreters Pacific Parc
8. Wolf Eyes Patronaat
9. Rush Ahoy'
10. Future Of The Left Paradiso
11. Heavy Trash Patronaat
12. (Sharon Jones &) The Dap-Kings Paradiso
13. Joanna Newsom Paradiso
14. Pelican Patronaat
15. Magnolia Electric Co. Patronaat
16. Jay Reatard Patronaat
17. Jesu Paradiso
18. L'Ham De Foc Rasa
19. Harry Connick, Jr. World Forum Theater
20. Will Johnson Patronaat

Over de meeste van deze optredens heb ik hier wel wat geschreven, maar ik wil graag nog even speciaal uw aandacht vragen voor The Drones, een schromelijk ondergewaardeerde droooom van een bluestrashgaragenoiserock band uit Australië die zich nadrukkelijk heeft ontfermd over de erfenis van hun illustere landgenoten The Birthday Party. Ik zag ze in de halflege bovenzaal van Paradiso op een (te) vroege zondagavond in het voorprogramma van Black Lips (ofschoon ik die liet schieten om aansluitend in de Melkweg NoMeansNo te kunnen zien, waar ik pardoes een jeugdvriend van 15 jaar geleden tegen het lijf liep en een beregezellige avond had; maar dit terzijde). De drummer lijkt weggelopen uit The Jesus & Mary Chain (of Black Rebel Motorcycle Club, zo u wilt), de gitarist uit INXS, de bassiste uit je wildste bosnimffantasieën, de zanger/gitarist gilt de oogbollen uit zijn voorhoofd en behandelt zijn effectenpedalen als kakkerlakken. Grandioos meeslepend, zoals je op basis van hun platen mag verwachten. "Sharkfin Blues" is een klassieker in de dop en wordt gelukkig niet overgeslagen. Ook leuk: Een dag later zie ik de voltallige band in de grote zaal bij Low in het publiek staan; de drummer kijkt beteuterd als hij ziet hoe klein de biertjes worden geschonken in Nederland. De gitarist schreef over het optreden in Amsterdam op zijn mateloos entertainende blog (even scrollen), dat zelfs hilarisch is als je niet bekend bent met de muziek van The Drones.

In 2007 zag ik eindelijk enkele bonafide persoonlijke helden zoals Dolly Parton, Chris Isaak, Harry Connick, Jr. en Rush; voor 2008 staat in dat kader in ieder geval al Alison Krauss op de rol, ze komt naar het zich laat aanzien in mei (gelukkig niet De Zesentwintigste) met Robert Plant naar de Heineken Music Hall, haar eerste bezoek aan Nederland sinds een jaartje of tien, twaalf (ik was erbij in Paradiso destijds). Ik hoop verder het hardst op Patty Griffin, Buddy Miller en bovenal Lyle Lovett. Als die laatste het blijft vertikken naar Europa te komen, overweeg ik speciaal voor die lelijke bonenstaak naar Texas af te reizen. "Texas wants you anyway", jeweettoggg...

Oh, en Folkwoods is het leukste festival van Nederland, ik verheug me nu al op de volgende editie begin augustus 2008.

Het nu volgende filmpje is niet voor tere zieltjes, misantropisch nihilisme waar menig blackmetaller jaloers op kan zijn... heerlijk :-)

The Drones - Jezebel



The Drones - Sharkfin Blues (live in de 2004 bezetting)



Voor de tere zieltjes:
Gareth Liddiard - Sharkfin Blues (acoustic)



Dit is een nummer waar ik ein-de-loos over door kan mijmeren, soms denk ik dat het daadwerkelijk het ultieme rock & roll nummer is. Tenslotte ook nog maar even het origineel dus van The Drones' tweede plaat, die de prachtige titel Wait Long By The River And The Bodies Of Your Enemies Will Float By draagt. Er mag lijdzaam gecrepeerd worden.

MP3: The Drones - Sharkfin Blues

Wednesday, December 12, 2007

In De Ritmesectie

...met Rob
...met Martin
...met Arno & alcoholische versnapering ...met burgervader Bernt
...met zonder hoofd

Maar zeg eens, waarom gaan al die bassisten toch consequent links van me staan?

Monday, December 10, 2007

Toch ook nog maar even een filmpje, dan

Centro-matic - All The Lightning Rods (live 2001)


Will Johnson was ook in Barcelona, waar Frank Rijkaard (gekend liefhebber van indie rock) een no-show op de gastenlijst was.

Will Johnson @ Camp Nou


O, en Drive-By Truckers in Paradiso komende maand blijkt inmiddels alweer afgelast!

Will Johnson, CBC @ Patronaat


Het zullen zo’n beetje de laatste concertbezoekloodjes van het jaar zijn geweest. Op een wederom matig bezochte zondagavond in het Patronaat café doet Will Johnson (Centro-matic, South San Gabriel) het alleen met zijn ronkende Epiphone, die hij soms stapelt en loopt om aan het eind van een nummer in een comfortabel noisewolkje te kunnen bijstemmen. Ik wil verzoekjes roepen als “Smelling Medicinal”, “Calling Thermatico”, “Most Everyone Will Find” en “All The Lightning Rods”, maar kan ter plekke niet op de titels komen; gelukkig wordt dat laatste nummer al snel door m’n achterbuuf aangevraagd, waarvoor dank, want wat een onbedaarlijke tranentrekker is dat toch zeg. Op het eind wordt “Vultures Await” halverwege afgebroken voor een bloedstollende uitvoering van the Lemonheads’ “Ride With Me”, het nummer waarmee Johnson per sé de tour wil afsluiten voor hij weer terug naar Texas gaat. Hij gaat zichtbaar diep. Je vraagt je ondertussen af of een officieel “waar-voor-je-geld” optreden in de kleine zaal niet meer bekijks had getrokken, hij had het dubbel & dwars verdiend.

Op zaterdag was ik aldaar nog getuige van de glorieuze wederopstanding van Claw Boys Claw en de bijbehorende pogoën-voor-35-plussers wedstrijd. Dikke, dikke pret, wat moet je er meer van zeggen? Supersub-DJ Konra (ondanks de afwezigheid van Bobbie Rossini toch present) maakte er wat mooie foto’s van, en ook nog eentje van Will Johnson, trouwens.

De agenda voor januari 2008 staat alweer geruststellend vol, zo komen Drive-By Truckers naar Paradiso; hopelijk nemen ze Spooner (die schele) mee! Bij Modern Drummer denken ze overigens precies zo over Brad “The EZB” Morgan als ik, zelfs de voetbediende hihat blijft niet onvermeld…

En wat denkt u, gaat het nog wat worden vanavond? Spannend hoor.

Friday, December 7, 2007

Jesu @ Paradiso


Justin K. Broadrick, de zanger/gitarist van Jesu, heeft zo’n typisch Noord-Engels, miserabel bleek Ian Curtis gezicht. Zeker in het schijnsel van zijn laptop, die nogal lullig op een houten stoeltje op kniehoogte naast hem staat, waardoor hij bij het begin van elk nummer moet bukken en zijn witte boxer boven z’n afzakbroek en onder zijn Xasthur/Striborg split t-shirt (wow) vandaan piept. De drummer is volgens mij toch niet de verwachte Ted Parsons, tenzij die ineens heel dik en langharig is geworden en een enorme tatoeage van de hoes van Bitches Brew (WOW!) op z’n rechterarm heeft laten zetten. Jack DeJohnette is’ie in ieder geval niet, hij beukt zich het leplazarus op zijn als crash bekkens dienstdoende rides, en de bell van zijn echte-echte ride heeft de afmetingen van een mediumsized wok. Mede daardoor pakt het allemaal veel heavier uit dan ik had verwacht; redelijk wat metalheads en dus vuistgezwaai en geitengesmijt ook in de zaal. Raar gezicht bij die blissed out muziek… het blijft een verbazingwekkend monsterverbond tussen metal en shoegaze. Dynamisch gebeurt er eigenlijk niet zoveel, bijna ieder nummer begint met wat kabbelende electronica en na een paar maten knallen de vijfsnarige bas en zevensnarige gitaar zonder schroom ongenadig hard binnen. Omdat dit synchroon moet gebeuren en de trage tempi daartoe weinig houvast bieden, wordt er uiteraard een clicktrack gebruikt, maar alleen de drummer heeft ‘oortjes’ en moet daarom zijn maatjes onzachtzinnig binnen tikken met het midden van z’n stok op de rand van zijn ferm gesloten hihat, vaak ook tijdens de nummers na een wat zachtere passage; niet echt subtiel. Maar goed, het speelt zich dus grotendeels op één zalvend hard volume af, met de huilzang diep verstopt in de mix en dat is eigenlijk maar goed ook, afgaand op live-opnamen die ik eerder hoorde. Feedback wordt niet onderdrukt, maar gretig aangewend voor experimentele doeleinden, ergens in de buurt van de pijngrens; het optreden eindigt na een uurtje zoals het filmpje in de vorige post. Het was erg mooi allemaal.

(Vóór het concert stond ik beneden bij de merch van Johan, zij speelden tegelijkertijd in de grote zaal, een prachtige vinylversie-met-gratis-cd (geweldig idee, bijvoorbeeld Shellac doet het ook standaard) van THX JHN te oogballen, maar de in goud/zwart geperste nieuwe Jesu EP met beeldschoon artwork van Isis zanger/labelbaas Aaron Turner en gastvocalen van Jarboe heeft uiteindelijk de strijd om mijn laatste twintigje gewonnen.)

Tuesday, December 4, 2007

Heerlijk Avondje



Morgen dus, Jesu in Paradiso. Zo'n zin in...

Tuesday, November 27, 2007

Audience, PLEASE...

Inmiddels bewust van het feit dat Curses met afstand de beste plaat uit Wales van dit jaar is, vanavond getuige van Future Of The Left, the sequel: Twee keer zo lang en tien keer zo goed, en dat ondanks de beruchte hipster chill van Paradiso's bovenzaal, die de band uitermate slecht bevalt; hun hooligan mantras ("violence...solved...everything") gedijen nu eenmaal niet best bij zwijgende toehoorders. Na drie nummers is het zo stil dat iedereen de zanger luid en duidelijk "Quiet Dutch guys..." kan horen zeggen, ondanks het feit dat hij niet in de mic praat. In tegenstelling tot de vorige keer doen de heren daarom nu wél veelvuldig hun mond open tussen de nummers door en langzaam maar zeker wordt het een running gag: "My uncle thinks painful silences are a cure for cancer". "We get very excited by playing for audiences this quiet... Actually, I've got a huge erection right now... It's so huge it's got its own postal code". "Thank you very Dutch". De irritatie vertaalt zich uiteraard naar een verbeten, agressieve en geniale set met opnieuw, zoals ik al vermoedde, de drink'n'drum-gimmick van de drummer, die nu laat zien dat ook een bierblikje tussen zijn kaken past, al knipogend naar de bezorgd achterom kijkende zanger. Terug op het podium voor de verwoestende toegift, die wordt besloten met een drumstok vs. gitaarsnaren slachtpartij en een stapsgewijze drumsteldemontage à la Shellac (wiens voorman Steve Albini ik overigens nog nooit zo breed heb zien grijnzen als toen hij eerder dit jaar in de grote zaal zijn gear mocht klaar zetten op de tonen van het door hemzelf op de band geslingerde "Lightsabre Cocksucking Blues" van FotL-voorloper Mclusky), laat de bassist sarcastisch weten dat hij zich voelt als de Beatles, waarmee onbewust meteen mooi het verschil is benoemd tussen de snotterige Britse onzekerheid van FotL (de zanger heeft overigens écht veel weg van die van fellow Welshmen Stereophonics), en het op en top Amerikaanse Elvis-met-een-vleugje-Freek-de-Jonge podiumbeestcharisma van David Yow, frontman van hoofdact Qui (foto boven). Vooraf kneep ik hem best wel, want het zal je toch gebeuren dat je net even die decibelmeter achter in de zaal checkt en je vervolgens Mr. Yow met het gezicht op onweer en z'n leuter in je dubbele whiskey voor je neus hebt staan, want zo ééntje is het er dus. Net als Elvis doet Yow het ook niet alleen op een bammetje banaan met pindakaas, want het halve optreden zwalkt hij straalbezopen door de zwartfluwelen gordijnen rond het podium. Maar hij bespeelt het publiek met een enkele hand- of huigbeweging en mist bovendien geen noot, wat erg knap is want bij Qui moet je soms toch echt tot 25 tellen om weer bij de 1 uit te komen. Toch vind ik het na een goed halfuur wel een beetje saai worden, Future Of The Left heeft veel betere liedjes; de samenwerking tussen Yow en Qui zou dan ook best wel eens eenmalig kunnen blijken, hoewel de plaat voor de liefhebber zeker de moeite waard is, al was het maar vanwege de Pink Floyd-cover "Echoes". En mama, maak je geen zorgen, morgen ga ik weer braaf wezen bij lieve, lieve Hanne Hukkelberg :-)

Future Of The Left - The Lord Hates A Coward

Friday, November 16, 2007

If I Can Do It, You Can Do It

Strakke actie van het Patronaat: Superdrummer Steve Gadd is voor een optreden drie dagen in het land en ze weten 'm pardoes te strikken voor een drumclinic, in de grote zaal nog wel. Ik dacht, daar ga je een brush kunnen horen vallen, zo weinig toeschouwers gaan er op af komen (het werd pas een week vantevoren bekend gemaakt); maar nee dus, bómvol met neurotisch tikkende mannen. Gadd brak meesterlijk het ijs door zonder wat te zeggen een piepkleine swinggroove met brushes neer te leggen om daar vervolgens met een hoog stemmetje over heen te gaan scatten. Het is een cliché, maar de man zelf bleek net zo laidback als zijn spel.

Wacht, u weet waarschijnlijk helemaal niet wie Steve Gadd is. Deze kent u wél:



"50 Ways To Leave Your Lover" dus, één van de weinige pophits waarbij de drumpartij de hook is, verplichte kost voor iedere slagwerker. Ook "Late In The Evening" van Paul Simon draagt de Gadd signatuur (check die voetbediende hihat, met op het eind nog een vette bonus samba):



Ja, dat waren inderdaad 4 stokken :-) De clinic bestond voor het grootste deel uit vraag & antwoord gesprekken met het publiek. Het mooiste moment kwam toen iemand hem vroeg naar zijn opwarmoefeningen en Gadd wat rudiments (basistechniek-oefeningen) op z'n snaredrum speelde; werkelijk ontroerend om te horen en te zien hoe zo'n grote drummer na veertig jaar nog geconcentreerd zijn single stroke rolls en flamadiddles kan gaan zitten spelen, twee karakteristieke elementen van zijn spel nota bene. Met name die flams zijn cruciaal voor zijn groove: Een zachte 'voorslag' geven met je ene hand, een milliseconde vóór de harde slag met de andere hand. Gadd weet deze twee slagen zover uit elkaar te timen dat het bijna geen voorslag meer mag heten (zeker als hij er de koebel of de floor tom bij gebruikt); de groove lijkt te struikelen, prachtig. Ook dropt hij nog even een diepe wijsheid over fills; dat zijn die kleine solostukjes aan het einde van een maat waar de drummer even 'los' mag (ikzelf speel ze niet graag of alleen zeer bescheiden). Het gaat echter, zo zegt Gadd, niet zozeer om de fill zelf of het opbouwen ernaartoe, maar om waar hij naartoe werkt, de dynamische relatie met de eropvolgende maat. Zó waar... Hijzelf heeft (naar eigen zeggen vooral pas sinds hij wat ouder is) de goede gewoonte om de fill vroeg in te zetten en de laatste twee tellen (bijna) open te laten (hoor ook "50 Ways"). Wat hij een paar keer heel mooi liet horen, zeker in de uptempo samba dingetjes, was het bijna lukraak laten 'vallen' van een basdrumkick in die stilte, waarbij de luisteraar hem naar eigen gevoel een mooi plekje mag geven. Op dat soort momenten krijg ik óók bij solo drums een brok in m'n keel.

Saturday, November 10, 2007

Crosseyed & Painless

Ik dacht: Kom, laat ik eens een experimentje doen. Deze maand zie ik toevallig twee keer Future Of The Left, de eerste keer zonder, de tweede keer met voorkennis. NIET de plaat gedownload dus en als onbeschreven blad naar het Patronaat gegaan vanavond. Dus. Ja, ik hoor niet veel verschil met Mclusky, de cultlegendarische noiserockband waar FotL uit voortkwam. Bovenmatig goed dus, hard, ironisch, maar stiekum erg poppy. De drummer is opmerkelijk sterk qua rechts-links-handcoördinatie, nog eens extra geshowcased door het drinken van een biertje tijdens het spelen van "Fuck The Countryside Alliance". Hij bracht zijn flesje wel schokkerig op de maat naar de mond en moest wat zichtbare boertjes kwijt achteraf. Es kijken of dat net zo gaat over twee weken in het voorprogramma van Qui.

Maar dan, nog even over die voorkennis. Hoofdact is Mono. Ik ken ze alleen van de MySpace. Postrock/J-noise. Vast wel goed genoeg voor een avondje uit. Het eerste liedje begint zacht. Wordt steeds harder. Drummer met paukenstokken. Nog harder. Mooi, verrekte mooi. Climax. Het valt stil. Gitarist voor de kijkers links tokkelt stilletjes wat na. Ik steek alvast mijn bierflesje onder de oksel voor een welverdiend applaus...

Ik weet niet of u de (van origine Japanse!) horrorfilm The Ring kent, maar de openingsscene daarvan bevat het meest ijzingwekkend shockeffect ooit. Het is zo eng dat je verder de hele film lang met samengeknepen billen/wimpers zit toe te kijken. Mono doet een The Ring. Nog nooit zo geschrokken tijdens een concert, wát een gierende noise breekt er ineens los. De jongens in de zaal kijken hun meisje aan van "Trek je het nog?". De andere jongens kijken hun maten aan van "Vèè-het". En móói dat het is! Wat mij betreft hadden ze na dat eerste nummer mogen nokken, kwartiertje & klaar, net als Jay Reatard in dezelfde zaal 'n half jaartje terug (alleen speelde hij wel een liedje of twaalf, dertien). Maar ze gaan dóór en weten gaandeweg alle nuances tussen heel zacht en HEEL HARD met genadeloos ge-orkestreerde precisie bloot te leggen. Dit is toch wel even een stap verder dan de "If you want a vision of the future, imagine a boot stamping on a human face - forever"-stijl noise van bijvoorbeeld Wolf Eyes. Ondanks dat je (ongeveer) weet wat er komt ga je onherroepelijk voor de bijl. Ik weet nu eindelijk ook wat David Byrne bedoelde met "Crosseyed & Painless": Van puur genot scheel naar de spotlichten boven de band kijken en je volmaakt gelukkig wanen. Nee, écht! De aanblik van de vier muzikanten, en vooral de bassiste-met-wit-gewaad, was trouwens daadwerkelijk als bovenstaand plaatje, bekken dicht & koppen omlaag. Wel leuk/een beetje jammer die drummer, die meteen na afloop zijn zakfototoestel tevoorschijn haalt om het publiek vast te leggen (had ik al gezegd dat ze uit Japan komen?).

(In het café na afloop hoorde ik het hardste concert van het jaar: The Gaping Mould uit Amsterdam. Het was HardmeteenhoofdletterH. Morgen Roots Of Heaven. Welterusten.)

Wednesday, November 7, 2007

Magnetic Mountain Message May Day Hey

Gisteren de eindmix gedaan voor ons Titelloze Eerstelingetje, bij gekke Henkie in IJmuiden. De eerste ‘eindmix’ van luttele dagen na het opnameweekend bleek toch niet voldoende; te weinig bezinktijd, duh. Maar hey, altijd leuk, een extra avondje aanklooien in de studio: Verhitte discussies over cruciale futiliteiten als een half dBtje meer slaggitaar op het einde van een toetsensolo, opzwellende drummers, het wissen van manchetknoop-raakt-de-snaar foutjes die nog niemand waren opgevallen behalve de trotse bezitter van de manchetknoop in kwestie, middernachtelijke telefoontjes naar de hoesontwerper over wat nou ook weer die definitieve tracklisting was die bij de drukker ligt en uiteraard toch nog maar even snel een nieuw zanglijntje inzingen (“we zijn er nu toch!”). Verneukeratief blijft het, die state of the art studiogeluidsapparatuur die de oude vertrouwde oefenhokkakafonie genadeloos ontwart ("Goh, dus dat speel jij altijd..."). Mijn inbreng blijft vooral beperkt tot het op gezette tijden stug verkondigen van mijn levensmotto, "meer gitaar". Terwijl dubbelbebrilde Henk weer wonderen verricht achter de knoppen, zit iedereen (behalve toetsenist Stan, want die is er niet) stiekem aan die brute oude Hammond en haar al even fraaie vriendje Leslie te friemelen (zie ingewandenfoto boven). Hij ruikt naar het jaren zestig kofferpickupje van mijn vader, en naar de telefoonschakelaars op het werk bij bassist Arno z’n vader. Ouwe audio geur. Ze zouden het als parfum moeten verkopen (vakzusters Mariah en Céline doen het toch ook?). Leuke knopjes ook: ‘Swell vibrato’, ‘great vibrato’; waar is de ‘awesome vibrato’, vraag je je af (waarschijnlijk een grap met een baard onder toetsenisten). Aan het eind van de avond doe ik met Henk Zelf nog even spontaan een duetje voor Hammond en drums, maar was het nou driekwarts of zesachtsen, henkiepenkie? Anyhoo, het zit er eindelijk op, binnen een maandje komt’ie uit, just in time for the holiday season. Kennemerland zal nooit meer hetzelfde zijn.

Sunday, November 4, 2007

Pien Baadt Lekker In Een Badje Van Ruis

1) WAT heerlijk toch om op je fietsje met je vriendinnetje op 'n zondagavondje spontaan ende gratis naar een leuk concertje te kunnen gaan in je eigen stadje.
2) WAT is het podium van het Patronaat Café toch klein. Nou lijkt Pien Feith me sowieso niet 't type voor een uitgebreide choreografie, maar als je er als frontvrouw (m/v) voor kiest om gewoon traditioneel in het midden vóór de drummer te gaan staan, wordt het wel heel lastig om nog een vin te verroeren. Voor de drummer trouwens ook, want je hangt voortdurend met je ellebogen in de gordijnen (ik spreek uit ervaring).
3) "WAT jammer dat ze geen pakkende refreintjes hebben", zei De Vrouw. Zij heeft dan wel een beetje gelijk, maar ik legde haar toch maar uit dat dit (indie) meer muziek is om al wegdromend bij naar de grond/schoenen/doucheput te staren en niet om mee mee te blèren, wat wel zo prettig is op zijn tijd.
4) WAT is dat voor een land, waar friggin' Beth Hart in no time het hoofdpodium uitverkoopt en Pien & band ondertussen voor een nauwelijks bevolkt café spelen. En een witte-truien-gouden-sieraden penose dat me er vanuit die grote zaal binnenkomt na elven...
5) WAT een koopie: Een EPtje én de (tevens gratis down te loaden) Neonbelle plaat voor dertien euro. En dan wordt me door de gitarist zelfs nog extra korting aangeboden omdat ik twee CDs tegelijk koop (beleefd geweigerd uiteraard).
6) Pien = fijn :)

Hoor maar:

Pien @ the badkamer ("Is dit raar?")

Tuesday, October 30, 2007

Die echte-echte retro shit


JANTJE-VAN-LEIDEN & THE DAP-KINGS @ PARADISO (kleine zaal)

Je moet maar durven: Een uur te laat (en na elven) beginnen, je in groten getale op komen dagen publiek ondertussen samengepropt op de trap laten wachten omdat je nog staat te soundchecken (ofzo), vervolgens je band een half uur alleen laten spelen (OK, dat valt nog weg te schrijven onder 'soultraditie') en als je dan eindelijk op het podium staat meteen maar bij ieder nummer een willekeurige jongen uit de zaal trekken om maar zo weinig mogelijk te hoeven zingen. Sharon Jones, aangenaam. O, en de monitors zijn ook kut, dus na een half uur peer je 'm gewoon weer de kleedkamer in. Sheesh, niet om 't één of ander, maar een stelletje rockende bleekscheten was al lang met een bierregen naar huis gebonjourd. Van de bewonderende funksoulbrothers & sisters echter geen onvertogen woord of geluid vernomen... Waarschijnlijk (en deels terecht) vanwege de onvoorstelbaar strakke en gewoon ronduit sensationele Dap-Kings, met ferme hand geleid door de gepornstachete bassist, die achteloos virtuoos doorbassend met de gitarist overlegt wat nu te doen (komt ze nog terug voor de toegift? is ze überhaupt nog in het gebouw?). Die gitarist kan trouwens prachtig met zijn ogen rollen als Mrs. Jones weer eens niet thuis geeft en ook de drummer ziet eruit alsof hij geen boeren- maar zuurkool op heeft vantevoren. De andere gitarist tovert ondertussen de hele tijd de aller-allerdroogst mogelijke James Brown gitaarloopjes tevoorschijn. Als Sharon vervolgens, na opnieuw een instrumentaal intermezzo van een kwartiertje, zowaar weer de mic heeft gevonden, vindt ze het nodig om toch maar even héél duidelijk te maken dat ze niet retro maar for real is; alsof het hier twee schier onverenigbare kwaliteiten betreft. En ondertussen wel stereo compatible op je LP hoes zetten... Maar wat een band, wat een band! Voor de heren is het inmiddels allemaal wel gangbare kost zo te lezen, en dan hebben ze ook nog Amy Winehouse begeleid op haar Amerikaanse tour. Zoals Jones zong in de o-zo-not-retro toegift: A little respect! Check it out y'all:

Sharon Jones & The Dap-Kings - Things Got To Get Better


AN EVENING WITH HARRY CONNICK, JR. @ WORLD FORUM THEATER (groooote zaal)

Andere retro-koek zondagavond: De foyer alleen al van het World Forum Theater in Den Haag is zonder overdrijven 10 keer zo groot als de bovenzaal van Paradiso. En trouwens, wat is dat toch voor iets raars, die high brow “Een avond met…”-formule; waarom nou nooit eens “An Evening With Anaal Nathrakh”? Goed, ik had in ieder geval me zondagse pak aangetrokken voor Harry Connick en zijn elf man sterke New Orleans Big Band en hoopte op fijne vooroorlogse jazz, misschien zelfs wel wat dikke funk en vooral ook een onontkoombare dosis good old fashioned crooner style star quality à la Sinatra of Chris Isaak. Bingo. Connick is geen uitmuntend goede zanger, maar speelt gelukkig ook veel piano, op een prettig soort horkerige wijze; gelijk zijn motoriek, zo blijkt al snel. Het begin verloopt wat stroef, niet echt een knallende opener, en het galmende geluid moet ook nog even rechtgetrokken worden, maar dat gaat al snel goed. Het centrale deel van het concert is een breeduitwaaierende uitvoering van een half uur van de NOLA-klassieker “St. James Infirmary” met Harry zelf op een 100 jaar oude barrelhouse piano, de onvermijdelijke gedempte trombone en veel potten en pannen-slagwerk (check die voetbediende hihat! In New Orleans gaat die niet van tsp maar van ssshhheessshhzz!). De bassist speelt, in een stijl die me aan Reggie Workman/Jimmy Garrison (ja, ik bedoel Coltrane-achtige drones) doet denken, de mooiste solo van de avond, waarvan akte, want dat gebeurt ook niet elke dag. Verder komen onder andere Hank Zelf (drie keer raden welk nummer) en, oh joy!, Allen Toussaint nog langs en wordt er wonder boven wonder maar één keer aan Katrina gerefereerd. Kortom, wat is het toch lekker op z'n tijd, van die foute conservatorium yuppen retro; Wynton Marsalis kan het ook als de beste. En tjonge, wat zou ik toch graag de forties muzikaal hebben meegemaakt: Jump blues, honky tonk, bebop én Sinatra op Columbia.

Na dit fantastische bruggetje had er nu dus een filmpje moeten volgen van Sinatra die mijn favoriete musicalliedje "The Surrey With The Fringe On Top" doet. Want wij waren ook retro vandaag. We hebben een trouwkoets uitgezocht. For real! Maar helaas, filmpje niet te vinden. Dan maar een plaatje on top. En een ander filmpje:

Harry Connick, Jr. - Yes We Can Can

Friday, October 12, 2007

Heeft u een Bonuskaart?

Tsss... ik zou toch beter moeten weten dan bij Albert Heijn in de rij te gaan staan met Drive-By Truckers' "Danko/Manuel" op de koptelefoon... Dat hou ik dus niet droog en tot overmaat van ramp laat ik er zelfs zo'n oncontroleerbare omgekeerde snotterende snikzucht uit (of eigenlijk dus in) schieten. Pijnlijk, pijnlijk. Misschien wordt het tijd om eens een 'Not Safe For Public Places' iPod playlist aan te maken...

Alabama, dat u het even weet, is the country of country: Jimmie Rodgers, Emmylou Harris, The Louvin Brothers en Hank Zelf werden er geboren. Zo ook de Drive-By Truckers en dat zullen we weten ook: Plaat- en songtitels als The Southern Rock Opera, Alabama Ass Whuppin', The Dirty South, "The Boys From Alabama" en "Wifebeater" alsmede de onafscheidelijke fles JD op het podium leggen het er wel héél dik bovenop, soms iets té dik voor mijn smaak. Ze komen er echter meestal mee weg omdat ze geregeld, zoals ik het eens ergens omschreven zag, liedjes maken die de wereld stil doen staan. "Danko/Manuel". "Sinkhole". "Nine Bullets". "Decoration Day". "The Day John Henry Died". "Feb 14". En zo nog een stuk of wat.

Jammer genoeg stapte mijn favoriete van de drie singer/songwriter/guitarists, benjamin Jason Isbell, eerder dit jaar uit DBT. Hij heeft zopas zijn solodebuut Sirens Of The Ditch uitgebracht, een plaat die me ondanks een paar pareltjes ("Chicago Promenade", "Dress Blues", "In A Razor Town"; dat midtempo/slepende ding blijft toch z'n forte) toch net niet helemaal overtuigt. Geeft niet, als Trucker maakte hij zich al ruimschoots onsterfelijk met "Danko/Manuel", zijn ode aan The Band die onder andere maar weer eens laat horen hoe verdomde weinig country in wezen met cowboyhoeden van doen heeft, als u begrijpt wat ik bedoel.

De 'gewraakte' versie op mijn iPod is een audio-rip van de Dirty South Tour DVD en overtreft, zoals het een ultieme live-band als DBT betaamt, het origineel achteloos:

MP3: Drive By Truckers - Danko/Manuel (live)

Het webzine Stylus heeft een rubriek genaamd Seconds, over fragmenten in liedjes die je extra hard raken, eigenlijk de momenten waar het echt om gaat bij muziek. Deze versie van "D/M" heeft er ook zo één. Nou maken de Truckers er met hun drie gitaren altijd nogal een fijn zootje van (hoor ook het sologedeelte op 't eind), maar op het moment (3:20 min.) dat Isbell zingt "They say Danko would have sounded just like me" disintegreert de boel echt wonderschoon (gewoon iemand die een verkeerd akkoord pakt, maar daar gaat het niet om). Maar hoort welk één Dankoësque basloopje (twee noten, maar daar gaat het niet om) Shonna Tucker uit de kast trekt om de boel weer op de rails te zetten, ge-wel-dig. En dan komen er in het navolgende refrein ook nog eens de harmony vocals bij die ik altijd al in mijn hoofd hoorde, maar in de studioversie ontbreken (net als het basloopje trouwens). Ook weer typisch The Band, zoals Greil Marcus zo mooi beschrijft in Mystery Train, van die stemmen die schijnbaar spontaan de muziek binnen komen vallen.

Overigens benadert Brad Morgan in dit nummer ook nog eens dé ideale 'less is more' drumpartij; hoe terecht dat hij in z'n eentje mag beginnen. Mensen kijken me vaak hilarisch glazig aan als ik zeg dat ik in een countrybandje drum, maar wat is er nou relaxter dan een beetje achter op het podium meetikken met en luisteren naar je lievelingsmuziek? Maar pas op, want iedere tik tikt dubbel zo zwaar aan en kan er één teveel zijn. Gewone snare of rimshot... Snaren erop of snaren eraf... Brushes, hotrods, mallets of stokken... Geen toms behalve de floor... en geef die voetbediende hihat weer de plek die hij verdient. Waren er maar meer drummers zoals Brad Morgan; kijk die foto dan, en wat te denken van dit interviewfragmentje, ook van de Dirty South DVD:

Patterson Hood (de bandleider): "Originally four out of five of us come from the Muscle Shoals area, North Alabama... Brad is our one non-Alabama guy"
Brad Morgan: "I know, I'm sorry...."

Bij deze draag ik mijn partij in "Soul To Skin" (binnenkort verkrijgbaar bij de betere platenzaak) op aan Brad Morgan. Check die voetbediende hihat!

Wonderlijk toch hoe je op YouTube zonder veel moeite altijd precies vindt wat je zoekt... and then some. Zohier een zeer coole clip van The Band uit 1970 (zeer cool zijnde het understatement van het jaar; en hey, mijn nieuwe layout indachtig, is dit Music From Big Pink of Music From Big Pink!) met achtereenvolgens Richard Manuel én Rick Danko in het spotlicht, die om voor mij onbegrijpelijke redenen doorverwijst naar een Coltrane-met-zijn-klassieke-kwartet interpretatie van, jawel, "Alabama". Deze is (voor JC's doen) zo mooi ingetogen dat ik hem hier wel ongestraft denk te kunnen mogen plaatsen. Mooie lange shots ook van Elvin Jones, waarin je prachtig ziet hoe jazzdrummers hun ride bekken kunnen liefkozen, zoals een rockdrummer zijn of haar hihat, voet- danwel handbediend.

The Band - King Harvest / Long Black Veil (1970)



John Coltrane - Alabama (1963)



En met Jason en zijn nieuwe band The 400 Unit zit het gelukkig ook wel snor:

Jason Isbell - Danko/Manuel (live 2007)



Nee, ik heb geen Bonuskaart... I know, I'm sorry...

Feestje op het werk (bolhoed verplicht)

Hiram

Bonzo

Wednesday, October 10, 2007

Kritische Geest

Uit de AllMusic recensie (4 sterren!) van de Warp verzamelaar Artificial Intelligence Volume 2 door ene John Bush:

With more artists than the previous Artificial Intelligence compilation, this second installment is a bit more sonically experimental, though it suffers from a lack of enjoyable tracks.

Autechre - Gantz Graf

Tuesday, October 2, 2007

Onder Zeppologen

De afgelopen maand heb ik eindelijk eens Hammer Of The Gods gelezen, de beruchte Led Zeppelin biografie van Stephen Davis. Eigenlijk vind ik niet al die dope en groupie-verhalen maar het feit dat de band (qua verkoopcijfers zonder meer de grootste band van de jaren zeventig) zo unaniem gekraakt werd door de pers nog het meest schokkend. Spelend voor een dweepziek, slaafs en piepjong publiek, banjerde Zep als een straalbezopen olifant door de heilige porceleinkast van de blues, met zo'n volume dat je er eigenlijk geen andere 'verdovende' middelen meer bij nodig had en dit werd niet gepikt door de heersende jaren zestig generatie, een banvloek waar de metal nooit meer echt vanaf is gekomen (in het boek Bad Music: The Music We Love To Hate, sowieso een aanrader, wordt een hoofdstuk gewijd aan dit onderwerp). Het was zo erg dat Zep (eigenlijk geen metalband pur sang, maar da's een ander verhaal) zich op een gegeven moment zelfs verplicht voelde om de opbrengst van een aantal Amerikaanse optredens te doneren aan een nog op te richten bluesmuseum, wat uiteindelijk nooit van de grond kwam natuurlijk. Maar goed, met de waardering is het uiteindelijk allemaal wel goed gekomen, zie bijvoorbeeld hier het (gedeeltelijke) mea culpa van voormalige aartsvijand Rolling Stone. (Of luister eens naar The White Stripes of Wolfmother.)

Op Wikipedia heeft de fanclub zich uitgeleefd door alle liedjes van Led Zeppelin tot op het bot te ontleden, een welkome appendix bij het sensatiebeluste verhaal van Hammer Of The Gods. Zo wordt netjes genoteerd bij welke opnames je precies het piepen van Bonzo's basdrumpedaal (de enige echte Godenhamer) kan horen, blijkt "Trampled Under Foot" tevens een Engelse trampolinefabrikant en bestaat "Stairway To Heaven" uit exact 666 duivelse kwarttellen!

Het is wel raadselachtig waarom deze mierenneukers bij het hoofdstukje "Custard Pie" geen woorden wensen vuil te maken aan de "Mickey's Monkey" connectie. De vooroorlogse blues-antecedenten worden allemaal keurig opgesomd, maar Motown is blijkbaar niet salonfähig genoeg om ook een vermelding te krijgen. Op YouTube staat gelukkig een prachtige versie van het origineel, waarbij halverwege de Funk Brothers nog eens extra in het audio-zonnetje worden gezet (en laat ik nou net van de week Standing In The Shadows Of Motown hebben gezien):

Smokey Robinson, The Miracles & The Funk Brothers - Mickey's Monkey


Maar eerlijk is eerlijk, de link tussen deze twee nummers is pas later expliciet gemaakt door Mother's Finest, door doodleuk de tekst van het Holland-Dozier-Holland origineel over de muziek van Zep's "Custard Pie" heen te zingen (had ik toevallig al eens gepost, hier). Het is maar de vraag of Jimmy Page daadwerkelijk een voorbeeld heeft genomen aan Smokey's liedje, wat natuurlijk ook gewoon een ordinaire Bo Diddley rip off is:

Bo Diddley - Hey, Bo Diddley


(Tjonge, staat die wereld mij daar even stil zeg; hopelijk gaat het goed met hem.)
Kijk, dat lijkt al heel wat meer op Pagey, alleen de strijkstok ontbreekt nog.

Zep speelde "Custard Pie" vreemd genoeg nooit live, dus dan maar even dit humor-om-te-lachen-filmpje:

Custard Pie Misheard Lyrics


Tussen haakjes, ook het wijd en zijd bekende jatwerk van Stevie Wonder's "Superstition" (ook Motown!) ten bate van "Trampled Under Foot" blijft op Wikipedia onvermeld:

Stevie Wonder - Superstition (live on Sesame Street)


Led Zeppelin - Trampled Under Foot


Leuke anekdote uit Hammer Of The Gods: De jongens hebben zich voor de hoesfoto van Physical Graffiti in vrouwenkleding gehuld en lopen vervolgens of all people Stevie Wonder tegen het lijf, die natuurlijk denkt dat ze hem in de maling nemen. En toen had'ie dus "Trampled Under Foot" nog niet eens gehoord... ouch.

Allerallerleukste anekdote uit Hammer Of The Gods en popkwisvraag van de dag: Van wie verloor John Bonham, tot zijn grote woede, in Playboy's Best Drummer-poll in 1976?

Juist.