Mijn persoonlijke grootste verrassing van het jaar, want eerder werk kon me nooit zo boeien; hoogste tijd voor een herkansing dus. Bij een deel van de indie-incrowd hebben ze het dan ook verbruid met deze retrosoftpop-vrijage (probeer je een ménage à trois voor te stellen tussen Fleetwood Mac, Liz Phair en Spargo) maar zulke mooie liedjes (alle elf op één na goed!) ten dienste van Jenny Lewis die zich onverschrokken door de bonte stoet van jangle pop, blue-eyed-soul-met-theremin-solo, faux-disco, alt.country en indierock heenschmiert, ja, dat wil wel hoor. Natuurlijk, de houdbaarheidsdatum moet nog blijken, maar voorlopig blijf ik nog wel even aan het lachen met bijvoorbeeld die overdreven gechokete crash bekkens aan het eind van “The Moneymaker”, en de rehabilitatie van de Miami Sound Machine (om nog maar te zwijgen van de gospelkoor-met-harp bridge) bij wijze van “Dejalo” is mindboggling en onweerstaanbaar:
Het jaarlijkse Sheep & Wool Festival in Rhinebeck, upstate New York
17. Rufus Wainwright – Release The Stars
Ook al zo iemand die ik vanwege compleet achterlijke vooroordelen (“zal wel weer zo’n door nepotisme groot geworden suffe singersongwriter zijn”) altijd links liet liggen. Echt een godswonder trouwens dat ik de laatste tien jaar nooit eerder met de allesbehalve spotlichtmijdende drama queen geconfronteerd ben, want dan weet je natuurlijk binnen drie tellen wel beter… Blij verrast was ik dus door zijn duet met David Byrne (Bizet's “Au Fond Du Temple Saint” op Grown Backwards), en na Want Two en Release The Stars te hebben opgesnord ben ik sinds kort dan ook overstag gegaan, want oooh ja, dit is wel mijn kopje thee; over een maand of wat zou ik Release The Stars waarschijnlijk met terugwerkende kracht alsnog minstens in de top tien van 2007 zetten. Wie schrijft er nou nog liedjes over het buitenverblijf van Frederik de Grote of de wurgcontracten van acteurs ten tijde van het oude Hollywood studio syteem (juist ja, "Release The Stars")? En Rufus’ net verschenen hommage aan Judy Garland's legendarische Carnegie Hall plaat uit 1961 moet trouwens ook wel fabeltastisch leuk zijn, toch? Pas op, 't is zonder backbeat:
Typisch zo’n plaat die van een zeven naar een acht-plus gaat na een concert. God, wat was het mooi op Roots Of Heaven… Ik kan me tegelijkertijd goed voorstellen dat veel mensen het dodelijk saai sombermansgeneuzel vinden, understatement is immers hun grootste wapen, ook live. Oordeel zelf:
Top dogs in de categorie tot woudreus- respectievelijk kathedraalhoogte opgetrokken kluizenaars-black metal. WITTR maakt de "wie maalt er nou eigenlijk nog om die Emperor reünie?"-belofte van Diadem Of 12 Stars van vorig jaar meer dan waar (leuk artikel hier) en TROB (aka Alexander von Meilenwald) zet een nieuwe standaard in modderige productie én artwork, weloverwogen en zeer indrukwekkend. Qua metal is het ook bij mij dit jaar nogal doorgeslagen naar de min of meer experimentele kant, terwijl ik toch eigenlijk meer fan ben van het rechttoerechtaan adrenalineverhogende beukwerk (is dat nog wel zo, begin ik me inmiddels af te vragen). In die categorie kwam ik echter weinig bijzonders tegen: Slavia, Watain, Behemoth, Skeletonwitch, Baroness, Fu Manchu, Darkthrone, Pig Destroyer, Ulcerate, Akercocke, Profundi (altijd leuk, zo'n rijtje metalbandnamen); allemaal lekker hoor, maar uiteindelijk op volledig album-niveau toch allemaal een beetje net niet top 25 waardig, en goeie oude school brute death metal was helemaal ver te zoeken (tips zijn welkom). Ik snap ook nog steeds niet wat er nou zo goed is aan High On Fire (ongetwijfeld live geweldig, maar wat zijn die platen saaaaai) en die universeel bewierookte Dillinger Escape Plan heb ik nog niet gehoord. Het was kortom toch vooral het jaar van genrebenders als Jesu, Earth, Ulver, Bergraven, Bone Awl, Wrnlrd, Nadja, Alcest, Wold, The Angelic Process en Deathspell Omega; maar gelukkig is er altijd nog Anaal Nathrakh...
SMiLE meets My Life In The Bush Of Ghosts by way of psychfolktronica, zeg je dan. Hij kakt wat in naar het eind toe, maar dispensatie wordt verleend vanwege het jubelextatische begin van de plaat, dat mij zelfs in een naargeestig winkelcentrum op een druilerige koopavond deed wegzweven met de plots overal opduikende roze-gevleugelde troetelbeertjes om poedersuiker over het winkelpubliek uit te strooien. Overigens net als #20 een soloplaat van een drummer (Noah Lennox van Animal Collective). Phil Collins eat your heart out.
Nee, ’t is qua liedjes niet hun fijnste (ik mis net die echte toppers als een "The Fitted Shirt" of een "I Turn My Camera On", het meest geniale twee-akkoorden liedje ooit), maar toch nog met gemak één van de beste alt.rootsrock platen van het jaar, wat maar aangeeft hoe goed deze band eigenlijk wel niet is. Wannabe-funkster-indierock-minimalisme met een wereldzanger (Britt Daniel's Lennon-sneer is trouwens niet de enige Beatles referentie) voor op de koptelefoon, want dan barst het akoestieke feest van handclaps, sambaballen en vooral het zoals altijd tot in de puntjes verzorgde knisperende tamborijnspel pas echt goed los. Oningewijden beginnen dus echter beter bij Kill The Moonlight of Girls Can't Tell; er aan beginnen is hoe dan ook een must.
Zoals gezegd was ik dit jaar meer into live muziek dan nieuwe platen. Ook kocht ik veel minder CD's dan gebruikelijk en veel meer oude én nieuwe LP's dan ooit, waardoor ik nu toch echt knopen moet gaan doorhakken: Ik wil hoe dan ook mijn LP's in de huiskamer, binnen handbereik hebben, maar er staat inmiddels ruim een meter op de grond vóór de CD kastjes. Wat te doen: Een paar boekenplanken opofferen, radicaal álle CD's naar boven of toch maar de klassieke en verzamel LP's richting logeerkamer? Ik til het om te beginnen maar eens lekker over de feestdagen heen...
Verder voegde ik dit jaar weer twee min of meer nieuwe genres aan mijn menu toe, Britse folk-met-en-zonder-rock en Braziliaanse muziek in alle soorten en maten, maar toch vooral samba. Niet dat dat verder in m'n eindejaarslijstje is terug te vinden (op één uitzondering na), want dat is zoals gewoonlijk weer voor 90 % opgetrokken uit mijn heilige drie-eenheid americana, indie en metal, soms zelfs in kruisbestuivende vorm (metalgaze (shoemetal?) op 7, twang metal op 8, indiemericana op 10). Veel oude bekenden ook, qua artiesten maar liefst vier overlaps met m'n lijstje van vorig jaar (de nummers 6, 7, 14 en 21) en een aantal bijna default topnoteringen voor persoonlijke favorieten die eigenlijk beter zouden moeten kunnen (4, 6, 23), en dan heeft Dinosaur Jr. de (vanzelfsprekend allesbehalve definitieve) schifting niet eens overleefd! Gelukkig deed ik toch ook nog aardig wat nieuwe ontdekkingen (waarvan 2 in de top 3, maar liefst) en waren er zelfs een paar bandjes die met hun laatste plaat mijn eerdere relatieve desinteresse ruimschoots weg wisten te spelen (9, 13, 17). En dan zijn er nog de 'te laat' ontdekte meesterwerken uit 2006, zoals Jay Reatard's Blood Visions, The Decemberists' The Crane Wife en Part Chimp's I Am Come, alsmede de platen van Robyn (wiens titelloze album uit 2005 dit jaar met veel succes werd heruitgegeven; de VS volgt eindelijk in 2008, en nog belangrijker, in januari komt ze naar zowel Eurosonic als de Melkweg!) en Amy Winehouse (stond al in m'n lijstje van vorig jaar) die beiden hoge ogen hadden gegooid als ik ze niet heel streng buiten mededinging had gesteld... De plaat die ik in 2007 overall het meest draaide is overigens Look Into The Eyeball van David Byrne, uit 2001.
Aangezien ik waarschijnlijk tot medio 2008 bezig zou zijn om die top 25 uitgebreid te bespreken, doe ik het maar eens op een andere manier. Bij elke plaat zoek ik een passende foto uit de geboorteplaats van de artiest, en als me dat zo uitkomt, uit de huidige woonplaats; hopelijk wordt het niet te arty farty :) Ook is het beste nummer van iedere plaat steeds te downloaden als mp3tje; op het eind zal ik een zip-file maken waarmee je alles in één keer binnen kan trekken. En als ik de behoefte niet kan ophouden er toch wat over te schrijven zal ik het uiteraard niet nalaten. De nummers 25 en 24 komen stomtoevallig allebei uit dezelfde stad dus dat begint al lekker...
Niet zo’n onbeschofte Brian Wilson worship als Panda Bear’s Person Pitch, maar veel scheelt het niet. Wel op een heel andere manier, namelijk met shoegaze-gitaarmuren (verstevigd met de nodige strijkers) en luid rondechoënde opeengestapelde vocalen die niet zelden aan Low (die, by the way, ooit een prachtige cover van “Surfer Girl” hebben gedaan) doen denken. Pathos wordt niet geschuwd, getuige ook de titels van de twee beste liedjes, “Disaster” en “Devastation”.
"Take Me To The Riot” is één van de handvol onweerstaanbare indie/sophisti/britpop/boy-girlmeezingers op In Our Bedroom After The War. Erg Smiths, erg Belle & Sebastian, erg leuk. Ik had de plaat bijna over het hoofd gezien omdat ik ze verwarde met het veel minder leuke For Stars.
Klem! Jan van Beveren, vlinder in de zestien is vreemd genoeg pas de eerste echte biografie over de man die algemeen wordt beschouwd als de beste Nederlandse keeper ooit. Hij stond gedurende de gehele jaren zeventig op doel bij PSV en was naast mensen als Kees Rijvers, Ralf Edström, Skiete Willy en De Gebroeders een cruciale factor in de definitieve transformatie van het provincieclubje tot internationale topper. Het is natuurlijk allemaal net van voor mijn tijd, maar daarom eigenlijk des te leuker om er nu eens meer over te weten te komen. Zo waren blijkbaar de onderlinge verhoudingen dertig jaar geleden al zoals ze nu nog zijn: Ajax won meestal van Feyenoord, Feyenoord meestal van PSV, en PSV meestal van Ajax. Die laatste categorie wordt uiteraard breed uitgemeten, want schrijver Ruud Doevendans is een onvervalste fanboy, van PSV en van Lange Jan zelf. De rode draad in het boek is dan ook onvermijdelijk de goedmoedige Brabantse boerkes vs. de arrogante geldwolven uit de Randstad en dan van Beveren (geboren vlak naast het Olympisch Stadion nota bene) vs. Cruijff in het bijzonder. Na een tijdje geloof je het allemaal wel, zeker als Doevendans met gedetailleerde wedstrijdanalyses gaat aantonen hoe slecht Cruijff eigenlijk wel niet speelde in het Nederlands elftal. Ook een minpuntje is dat het boek eigenlijk meer over PSV (en Oranje) gaat dan over van Beveren, wat ongetwijfeld te maken heeft met het feit dat van Beveren zelf niet of nauwelijks medewerking heeft verleend aan de hele onderneming. Toch had ik juist graag wat meer ‘droge’ informatie over zijn techniek en zijn legendarische stijl van keepen willen hebben, wat hij nou precies zo goed deed in specifieke wedstrijdsituaties waardoor hij volgens Doevendans de Beste Keeper Ter Wereld Aller Tijden moet heten; aan de andere kant, spreken die foto’s geen boekdelen? Maar goed, ik snap ook wel dat het voor de spanningsboog niet te versmaden is om het verhaal op te hangen aan het debacle van ‘74 (door conflicten met Cruijff en co. mist van Beveren het WK en ja, natúúrlijk had hij niet alleen dat rollertje van Müller maar ook Breitners penalty met één hand klem! gehad; in ’75 bedankt hij definitief voor Oranje) en de daaropvolgende triomfen met PSV (3 keer landskampioen, UEFA Cup in 1978, winnen van het Barcelona van JC).
Het leukste deel van het verhaal is eigenlijk van Beverens periode in Amerika, waar hij in 1980, in de late bloeiperiode van het Amerikaanse soccer, als persona non grata naartoe emigreert om te gaan spelen voor de Fort Lauderdale Strikers in Florida. Aah, die inmiddels met retro-chic omgeven bizarro world van het Oude Wereld-voetbal, met zijn shoot-outs, astro turf, 30yard offside line, kreupele ex-vedettes en de New York Cosmos; ik weet in ieder geval al welk boek ik volgend jaar ga lezen. Tragisch einde toch wel: Van Beveren slijt midden jaren tachtig zijn laatste dagen als zaalvoetballer in Texas, waar hij er geregeld 10 per wedstrijd om zijn oren krijgt, maar blijft volharden om zijn verblijfsvergunning rond te krijgen. Jan (pronounced: “Yawn”!) woont nog steeds in the Lone Star State.
Maar de échte tragiek van keepers, is dat niet dat zij na een wereldactie altijd boos schijnen te moeten zijn in plaats van blij? Ik zag het gisteren ‘de nieuwe van Beveren’ Piet Velthuizen ook weer doen, de ene Glanzparade na de andere én maar schelden met z'n drie-kwart mouwtjes… Zou die nou eigenlijk niet veel liever juichend in de hekken springen in plaats van wéér Theo Janssen af te bekken omdat’ie z’n man laat lopen?
Met het verscheiden van Ike Turner passeert overal (en dus ook hier) "Rocket 88", Het Eerste Rock & Roll Nummer, weer eens de revue. Dat blik wormen ga ik hier niet weer opmaken, maar Leo Konra vroeg zich terecht af of er in dit nummer uit 1951 wel wis & waarachtig sprake is van een backbeat en wat dat nou precies is, die backbeat. Die vragen zijn eigenlijk heel eenvoudig te beantwoorden: Nee en "Little Bitty Pretty One".
Thurston Harris & The Sharps - Little Bitty Pretty One (1957)
OK, het is een beetje verneukeratief, want je hoort vooral hand claps op de 2e en de 4e tel in plaats van de snare, maar het wordt er in ieder geval wel even ondubbelzinnig ingeramd in het intro (dat, pas op, begint op de 4).
(Kleine terzijde: Ik hoorde dit liedje voor het eerst begin jaren negentig in Lipstick On Your Collar, een tv-serie van Dennis "The Singing Detective" Potter die tjokvol zat met karikaturale maar wel vintage jaren vijftig muziek. Een vreemde manier om aan 'de' Oude Amerikaanse Muziek te geraken, maar dat was hét moment waarop ik de klap van de molen heb gekregen: Hier hoorde Hiram Hank Zelf voor het eerst! Moest ik anders maar eens een stukje over schrijven binnenkort...)
De drummer van dienst is Earl Palmer, 'the world's greatest rock 'n' roll drummer', de Big Beat in hoogsteigen persoon, die in de jaren veertig en vijftig op honderden sessies speelde voor onder andere Little Richard, Fats Domino, Eddie Cochran, Ritchie Valens, Smiley Lewis, Lloyd Price, Etta James, Shirley & Lee en vele andere minder bekende r&b/r&r artiesten. Van zijn genadeloos harde shuffle trekt iedere iPod wit weg en dan vooral ook als hij hem op z'n snare speelt. Dat is een inmiddels wat vergeten techniek, waarschijnlijk omdat het nogal ouderwets, marching band-achtig aandoet, maar ik ben er gek op, laat die bekkens toch eens wat vaker lekker voor wat ze zijn! Vanzelfsprekend werd Palmer hierbij weldadig gevoed door de rijke muziekgeschiedenis van zijn hometown New Orleans, niet alleen wat betreft die drumbandstijl (ook die NOLA voetbediende hihat waar ik het eerder over had komt natuurlijk van de handbekkens in de drumbands) maar ook qua Carribische, Afro-Latin invloeden. Die vallen op micro-niveau zelfs terug te vinden in wat ik als zijn signature fill (drumbreak) beschouw: De gesyncopeerde roffel, zoals mooi te horen in bijvoorbeeld Little Richard's "I Got It", vlak vóór en (iets uitgebreider doch minder duidelijk) halverwege de sax-solo. Hier (even scrollen) zie je het hem (een beetje roestig) zelf voordoen met nog een paar levende New Orleans-legendes en uitleggen dat de basis een rumba is. Je herkent dan ook (het '3' gedeelte van) het traditionele clave patroon uit de latin (bij sommigen misschien beter bekend als de Bo Diddley beat), door Palmer met grote regelmaat met de basdrum gespeeld. Als basis van je fill of zelfs maar gewoon als beat kom je zo prachtig op de 4e tel (de upbeat) uit met je bass 'onder' je snare, zoals te horen in Little Richard's "Rip It Up" (erg drumband-stylo en hey, daar heb je die fill weer!), Fats Domino's "I'm Walkin" (een goed voorbeeld omdat de melodie het ritme zeer nadrukkelijk volgt) en Roy Montrell's onweerstaanbare "(Everytime I Hear) That Mellow Saxophone", waar hij hem achtermekaardoor op de tom pakt. Net als "Little Bitty Pretty One" begint dit laatste nummer ook met dat accent op de 4e tel, de upbeat dus (in feite een 'halve' backbeat).
Overigens, ook vierkant rocken heeft Palmer zo'n beetje uitgevonden, luister naar de proto-hardrock van Eddie Cochran's "Somethin' Else" (1959), later met goede reden vaak live gecoverd door Led Zeppelin. Let ook weer op die enorme drive van de snare in de coupletten, en op het publiek dat in 1959 nóg niet weet wat een backbeat is....
Het grappige is dat ik "In The Mood" wilde noemen als overbekend voorbeeld van hoe het ritme in popmuziek klonk vóór de backbeat; met een beschaafd pom-pom-pom-pom accent op alle vier de tellen dus. Nu heeft Earl Palmer dat nummer toevallig ook een keer opgenomen en het laat piekfijn horen wat de backbeat, de Big Beat, kortom rock 'n' roll ons hebben gebracht: Silly music! Je gaat ervan bewegen op de 2 en de 4, met een ingehouden terugtrekkende beweging op de 1 en de 3 en stom eruit zien dat dat doet... Laat ik meteen maar eens on record gaan en zeggen dat in zijn algemeenheid 'silliness' (hoe kan je dat nou het best vertalen, 'stompzinnigheid'?) de belangrijkste kwaliteit van muziek is. Op zeker.
Of Earl Palmer nou werkelijk de uitvinder van de Big Beat is of dat hij gewoon de beste PR van al die geweldige sessiedrummers heeft gehad, laat ik maar in het midden, het doet verder niets af aan zijn grandioze spel. Er bestaat een leuk verzamel CDtje van zijn werk (beter nog, ga op zoek naar de onmisbare box set van het Specialty label) en een biografie met dezelfde naam, die ik ook nog steeds niet heb gelezen helaas. Mr. Earl Palmer is in ieder geval nog steeds alive & well in Californië, 25 oktober jongstleden werd hij 83. De snelle rekenaars uit mijn directe omgeving zien hier meteen de reden waarom ik altijd maar een middelmatig drummertje ben gebleven: Op een dag na scheel ik precies 50 jaar met hem! Toch leuk geprobeerd, pieps & miems ;-)
Zoals gebruikelijk leverde de rondgang in de YouTube-archieven in ieder geval in muzikaal opzicht weer veel moois op, zoals Frankie Lymon, altijd een genot om hem te horen (vergeet het filmpje):
Frankie Lymon & The Teenagers - Little Bitty Pretty One (1958)
Over silly music gesproken, het blitse vocale doowop crescendootje dat Lymon toevoegt wordt een paar jaar later overgenomen door Merseybeaters Freddie & The Dreamers. Prachtig Mancunian intro ("There's my modda!") en de drummer doet even voor hoe ze in het Engeland van vóór Keith Moon een nummer afsloten... gewoon met een stiff upper lip dus.
Freddie & The Dreamers - Little Bitty Pretty Won (ca. 1964)
Tenslotte nog even iedereens favoriete working class cokesnuivende sportsbarrockers; ja, ik heb een zwak voor ze en moet ook steevast aan Jim Belushi denken als ik ze hoor. Er is een nóg betere liveversie (niet meer te vinden), maar deze is ook leuk zat, wederom met volkomen overbodig YT-huisvlijtfilmpje:
Huey Lewis & The News - Little Bitty Pretty One (1994)
Welaan, in de beste traditie van de Vereniging voor Interessante Edoch Nutteloze Onderzoeken gaan we hier, naar aanleiding van mijn eerdere ritmesectie-foto-essay-tje, toch maar eens die onderste steen boven zien te krijgen betreffende het hoe & waarom van de Positionering van de Bassist. Mijn ervaring is dus dat ze meestal links van mij (voor de kijkers rechts) gaan staan, zowel in het oefenhok als op het podium. Lijkt me om twee praktische redenen ook het meest voor de hand liggend (en hierbij ga ik uiteraard uit van een rechtshandige ritmesectie): Ten eerste is de (rock)drummer per saldo het grootste deel van de tijd naar links gericht bezig, namelijk met de rechterarm over de linker heen de hihat bespelend; aan deze zijde is dus ook het oogcontact te halen. Ten tweede heeft de basgitaar een lange hals waarmee je het gevaar loopt de drumkit te raken als je aan de rechterkant gaat staan. Logisch, toch?
Echter, gitarist/geluidsman-in-ruste ‘Rude’ Danny merkt op dat het één en ander ook wel eens met geluidstechniek te maken zou kunnen hebben, ik citeer even zijn reactie:
“Heb altijd begrepen dat dit te maken heeft met het feit dat drummers (want meestal rechtshandig) het grootste deel van hun, qua frequentie meest doordringende, gehalte aan bekkens rechts van zich hebben gesitueerd in hun drumopstelling. M.a.w. links herrie van bekkens, rechts herrie van (belangrijk voor ritmisch verband) bassist. Vooral handige bij optredens zonder monitors e.d.”
Hmm, wellicht is dit een gevalletje “links… nee, links… neehee, andere links!”; voor alle duidelijkheid, ik spreek dus steeds vanuit het oogpunt van de drummer. Volgens mij staan normaal gesproken de meest luidruchtige bekkens juist aan de linkerkant, namelijk de crash en de hihat; op rechts gaat slechts de ride van ‘ping-ping-ping’, het eventuele gebruik van meerdere crash bekkens of (godbetert) een china aan die kant even daargelaten. Afhankelijk van hoe hard er gespeeld wordt, lijkt de grootste geluidsvervuiler mij de handbespeelde geopende hihat, niet? Mij leek juist één van de redenen voor een bassist om niet links te gaan staan dat voortdurende treble-gesis in die hoek… Het laag van een drumkit zit met de basdrum en floor tom wat meer aan de rechterkant. Hoe dan ook, er zullen vast wel audiologische redenen zijn, waardoor bijvoorbeeld ooit eens de gewoonte kan zijn ontstaan bij geluidstechnici om in de backline van hun zaal de basversterker standaard links of juist rechts naast de drumkit neer te zetten, zodat bassisten misschien zonder het te weten vaak worden ‘gedwongen’ aan een bepaalde kant te gaan staan. Wie hier meer van weet mag het zeggen…
Maar ho 'es even, hoe zit het nou eigenlijk, stáán al die bassisten nou wel altijd stijf op links? Nee, natuurlijk niet. Ik heb even een kleine steekproef genomen, check it out:
Paul McCartney (Beatles): Rechts Bill Wyman (Stones): Rechts John Entwistle (Who): Rechts Chris Hillman (Byrds): Rechts James Jamerson (Motown): Arno, enig idee? Donald “Duck” Dunn (Stax): Rechts John Paul Jones (Led Zeppelin): Rechts Roger Glover (Deep Purple): Rechts Rinus Gerritsen (Golden Earring): Rechts Dee Dee Ramone (Ramones): Links Tina Weymouth (Talking Heads): Links Peter Hook (Joy Division/New Order): Links Adam Clayton (U2): Links Kim Gordon (Sonic Youth): Links (ik geef het toe, dit hele verhaal is eigenlijk gewoon een excuus om weer eens een mooie foto van haar te plaatsen hier) Mike Mills (R.E.M.): Rechts Cliff Burton/Jason Newsted/Robert Trujillo (Metallica): Rechts Kim Deal (Pixies): Links Flea (Red Hot Chili Peppers): Rechts Krist Novoselic (Nirvana): Rechts (vanzelfsprekend, net als de linkshandige Kurt Cobain, juist wél met de hals richting dra te verwoesten drumstel) D’arcy Wretzky/Melissa Auf Der Maur (Smashing Pumpkins): Rechts Colin Greenwood (Radiohead): Rechts Carlos D. (Interpol): Links
Uiteraard verre van compleet, nogal willekeurig en zeker niet 100 % accuraat (sommigen staan ook stiekem wel eens aan de andere kant), maar toch opmerkelijk: Vroegâh, zeg maar vóór de punk (de nrs. 1 t/m 9) was het blijkbaar de gewoonte om juist rechts te gaan staan (daarna valt er geen peil meer op te trekken) en dames (in ieder geval zij die niet naar Billy Corgan hoeven te luisteren) lijken liever links te staan [broodje-aap-modus] Wegens minder lage drumtonen en dus geen eierstokken die tot sambaballen verworden? Lijkt me sterk, we hebben het hier wel over bassistes…[/broodje-aap-modus]. Verder valt op dat elk van de bestudeerde objecten toch op z’n minst een duidelijke voorkeur heeft voor een bepaalde kant, afgaande op het beschikbare foto- en videomateriaal. Ik heb leadzingende bassisten als Jack Bruce, Lemmy en Mark King trouwens buiten beschouwing gelaten en uiteraard zijn aanvullingen/correcties op bovenstaand lijstje zeer welkom. Overigens verbaasde ik me erover van hoeveel bassisten ik uit m’n hoofd wist aan welke kant ze meestal stonden/staan.
Afijn, u merkt het al, deze eenvoudige stokkenzwaaier komt er niet uit. Daarom roep ik mijn hulplijnen in en vraag ik bij deze Mijn Bassisten of ze eens hun licht willen laten schijnen over deze heikele kwestie. Hier wat vragen om jullie op weg te helpen:
-Sta je altijd, ongeacht met wie je speelt, aan dezelfde kant? -Is die voorkeur ooit per ongeluk, uit gewoonte of om specifieke redenen ontstaan? -Wie is je persoonlijke jeugdheld cq. basvoorbeeld? En staat die aan dezelfde kant als jij? -Heeft het iets met het geluidsbeeld of het fysiek van het drumstel te maken? -Is misschien het welbekende hanengedrag van gitaristen allesbepalend (“Ik sta dus dáár!”) en neem jij dan maar de kant die overblijft? Of ben je er neergezet door een ander bandlid? -Is er verschil tussen oefenruimte en podium? -Heb je er überhaupt ooit over nagedacht? -Maar vooral: Waarom staan jullie bij mij altijd links? Oftewel: Zijn jullie punk of zijn jullie meisjes?
Volgende maand moet ik, zoals sommigen van jullie weten, het podium delen met drie bassisten, waaronder één burgermeester, dus vóór die tijd moeten we eruit zijn, anders voorzie ik een choreografische chaos die zijn weerga niet kent!
Luistert u tijdens het nadenken even lekker naar T-Model Ford's geniale "To The Left, To The Right" (filmpje slaat nergens op, maar scheelt mij weer de moeite van het mp3tje uploaden). Het is zonder bas dus karaoke behoort ook nog tot de mogelijkheden :-)
T-Model Ford – To The Left, To The Right
En deze kwam ik tijdens de research tegen, die moet ik gewoon even plaatsen, al was het maar vanwege die extra hihat bovenop de basdrum van Zigaboo Modeliste (nou snap ik eindelijk waar'ie die geweldige gesyncopeerde accenten vandaan haalt). En omdat het één van de beste bands allertijden is, vanzelf... Heilige Graal spul, dit.
The Meters - Look-A Py Py / Jungle Man (live 1974)
Volgens Last FM was ik dit jaar bij 61 events aanwezig. Die lijst is niet compleet, ik denk dat ik (inclusief voorprogramma's en festivals) op z'n minst honderd bandjes heb zien spelen in 2007, waarvan sommige zelfs twee of drie keer. Dat is meer dan ooit, meer ook dan ik aan nieuwe platen hoorde het afgelopen jaar, en het bevalt me erg goed, die terugkeer naar levende muziek en een-LPtje-kopen-bij-het-concert als tegenwicht voor de overkill aan nieuwe mp3 muziek. Hiram's concert-eindlijst van 2007:
1. The Hold Steady Paradiso 2. Dolorean Patronaat 3. The Drones Paradiso 4. Chris Isaak Manchester Academy 3 5. Wilco Paradiso 6. Mono Patronaat 7. The Sgeurvreters Pacific Parc 8. Wolf Eyes Patronaat 9. Rush Ahoy' 10. Future Of The Left Paradiso 11. Heavy Trash Patronaat 12. (Sharon Jones &) The Dap-Kings Paradiso 13. Joanna Newsom Paradiso 14. Pelican Patronaat 15. Magnolia Electric Co. Patronaat 16. Jay Reatard Patronaat 17. Jesu Paradiso 18. L'Ham De Foc Rasa 19. Harry Connick, Jr. World Forum Theater 20. Will Johnson Patronaat
Over de meeste van deze optredens heb ik hier wel wat geschreven, maar ik wil graag nog even speciaal uw aandacht vragen voor The Drones, een schromelijk ondergewaardeerde droooom van een bluestrashgaragenoiserock band uit Australië die zich nadrukkelijk heeft ontfermd over de erfenis van hun illustere landgenoten The Birthday Party. Ik zag ze in de halflege bovenzaal van Paradiso op een (te) vroege zondagavond in het voorprogramma van Black Lips (ofschoon ik die liet schieten om aansluitend in de Melkweg NoMeansNo te kunnen zien, waar ik pardoes een jeugdvriend van 15 jaar geleden tegen het lijf liep en een beregezellige avond had; maar dit terzijde). De drummer lijkt weggelopen uit The Jesus & Mary Chain (of Black Rebel Motorcycle Club, zo u wilt), de gitarist uit INXS, de bassiste uit je wildste bosnimffantasieën, de zanger/gitarist gilt de oogbollen uit zijn voorhoofd en behandelt zijn effectenpedalen als kakkerlakken. Grandioos meeslepend, zoals je op basis van hun platen mag verwachten. "Sharkfin Blues" is een klassieker in de dop en wordt gelukkig niet overgeslagen. Ook leuk: Een dag later zie ik de voltallige band in de grote zaal bij Low in het publiek staan; de drummer kijkt beteuterd als hij ziet hoe klein de biertjes worden geschonken in Nederland. De gitarist schreef over het optreden in Amsterdam op zijn mateloos entertainende blog (even scrollen), dat zelfs hilarisch is als je niet bekend bent met de muziek van The Drones.
In 2007 zag ik eindelijk enkele bonafide persoonlijke helden zoals Dolly Parton, Chris Isaak, Harry Connick, Jr. en Rush; voor 2008 staat in dat kader in ieder geval al Alison Krauss op de rol, ze komt naar het zich laat aanzien in mei (gelukkig niet De Zesentwintigste) met Robert Plant naar de Heineken Music Hall, haar eerste bezoek aan Nederland sinds een jaartje of tien, twaalf (ik was erbij in Paradiso destijds). Ik hoop verder het hardst op Patty Griffin, Buddy Miller en bovenal Lyle Lovett. Als die laatste het blijft vertikken naar Europa te komen, overweeg ik speciaal voor die lelijke bonenstaak naar Texas af te reizen. "Texas wants you anyway", jeweettoggg...
Oh, en Folkwoods is het leukste festival van Nederland, ik verheug me nu al op de volgende editie begin augustus 2008.
Het nu volgende filmpje is niet voor tere zieltjes, misantropisch nihilisme waar menig blackmetaller jaloers op kan zijn... heerlijk :-)
The Drones - Jezebel
The Drones - Sharkfin Blues (live in de 2004 bezetting)
Voor de tere zieltjes: Gareth Liddiard - Sharkfin Blues (acoustic)
Dit is een nummer waar ik ein-de-loos over door kan mijmeren, soms denk ik dat het daadwerkelijk het ultieme rock & roll nummer is. Tenslotte ook nog maar even het origineel dus van The Drones' tweede plaat, die de prachtige titel Wait Long By The River And The Bodies Of Your Enemies Will Float By draagt. Er mag lijdzaam gecrepeerd worden.
Het zullen zo’n beetje de laatste concertbezoekloodjes van het jaar zijn geweest. Op een wederom matig bezochte zondagavond in het Patronaat café doet Will Johnson (Centro-matic, South San Gabriel) het alleen met zijn ronkende Epiphone, die hij soms stapelt en loopt om aan het eind van een nummer in een comfortabel noisewolkje te kunnen bijstemmen. Ik wil verzoekjes roepen als “Smelling Medicinal”, “Calling Thermatico”, “Most Everyone Will Find” en “All The Lightning Rods”, maar kan ter plekke niet op de titels komen; gelukkig wordt dat laatste nummer al snel door m’n achterbuuf aangevraagd, waarvoor dank, want wat een onbedaarlijke tranentrekker is dat toch zeg. Op het eind wordt “Vultures Await” halverwege afgebroken voor een bloedstollende uitvoering van the Lemonheads’ “Ride With Me”, het nummer waarmee Johnson per sé de tour wil afsluiten voor hij weer terug naar Texas gaat. Hij gaat zichtbaar diep. Je vraagt je ondertussen af of een officieel “waar-voor-je-geld” optreden in de kleine zaal niet meer bekijks had getrokken, hij had het dubbel & dwars verdiend.
Op zaterdag was ik aldaar nog getuige van de glorieuze wederopstanding van Claw Boys Claw en de bijbehorende pogoën-voor-35-plussers wedstrijd. Dikke, dikke pret, wat moet je er meer van zeggen? Supersub-DJ Konra (ondanks de afwezigheid van Bobbie Rossini toch present) maakte er wat mooie foto’s van, en ook nog eentje van Will Johnson, trouwens.
De agenda voor januari 2008 staat alweer geruststellend vol, zo komen Drive-By Truckers naar Paradiso; hopelijk nemen ze Spooner (die schele) mee! Bij Modern Drummer denken ze overigens precies zo over Brad “The EZB” Morgan als ik, zelfs de voetbediende hihat blijft niet onvermeld…
En wat denkt u, gaat het nog wat worden vanavond? Spannend hoor.
Justin K. Broadrick, de zanger/gitarist van Jesu, heeft zo’n typisch Noord-Engels, miserabel bleek Ian Curtis gezicht. Zeker in het schijnsel van zijn laptop, die nogal lullig op een houten stoeltje op kniehoogte naast hem staat, waardoor hij bij het begin van elk nummer moet bukken en zijn witte boxer boven z’n afzakbroek en onder zijn Xasthur/Striborg split t-shirt (wow) vandaan piept. De drummer is volgens mij toch niet de verwachte Ted Parsons, tenzij die ineens heel dik en langharig is geworden en een enorme tatoeage van de hoes van Bitches Brew (WOW!) op z’n rechterarm heeft laten zetten. Jack DeJohnette is’ie in ieder geval niet, hij beukt zich het leplazarus op zijn als crash bekkens dienstdoende rides, en de bell van zijn echte-echte ride heeft de afmetingen van een mediumsized wok. Mede daardoor pakt het allemaal veel heavier uit dan ik had verwacht; redelijk wat metalheads en dus vuistgezwaai en geitengesmijt ook in de zaal. Raar gezicht bij die blissed out muziek… het blijft een verbazingwekkend monsterverbond tussen metal en shoegaze. Dynamisch gebeurt er eigenlijk niet zoveel, bijna ieder nummer begint met wat kabbelende electronica en na een paar maten knallen de vijfsnarige bas en zevensnarige gitaar zonder schroom ongenadig hard binnen. Omdat dit synchroon moet gebeuren en de trage tempi daartoe weinig houvast bieden, wordt er uiteraard een clicktrack gebruikt, maar alleen de drummer heeft ‘oortjes’ en moet daarom zijn maatjes onzachtzinnig binnen tikken met het midden van z’n stok op de rand van zijn ferm gesloten hihat, vaak ook tijdens de nummers na een wat zachtere passage; niet echt subtiel. Maar goed, het speelt zich dus grotendeels op één zalvend hard volume af, met de huilzang diep verstopt in de mix en dat is eigenlijk maar goed ook, afgaand op live-opnamen die ik eerder hoorde. Feedback wordt niet onderdrukt, maar gretig aangewend voor experimentele doeleinden, ergens in de buurt van de pijngrens; het optreden eindigt na een uurtje zoals het filmpje in de vorige post. Het was erg mooi allemaal.
(Vóór het concert stond ik beneden bij de merch van Johan, zij speelden tegelijkertijd in de grote zaal, een prachtige vinylversie-met-gratis-cd (geweldig idee, bijvoorbeeld Shellac doet het ook standaard) van THX JHN te oogballen, maar de in goud/zwart geperstenieuwe Jesu EP met beeldschoon artwork van Isis zanger/labelbaas Aaron Turner en gastvocalen van Jarboe heeft uiteindelijk de strijd om mijn laatste twintigje gewonnen.)