Drukke tijden in Huize Hiram, even snel een rondje langs de velden dan maar…
Chris Isaak @ Paradiso 11 april
Daar staat ‘ie dan eindelijk in z’n lichtblauwe Vegas glitterpak, zowel fysiek als vocaal buitengewoon goed geconserveerd. De deels ingestudeerde praatjes tussendoor verraden z’n thespische achtergrond en zijn erg vermakelijk en sympathiek. Uitmuntende keuze van covers: Cheap Trick, James Brown, Johnny Cash en uiteraard The Big O. Mooi akoestisch blokje halverwege met persoonlijke favorieten als “Forever Blue”, “Except The New Girl” en “Two Hearts”, waarbij Isaak wel laat horen geen al te beste gitarist te zijn. De toegift is magistraal met het coole lichteffect op zijn spiegeltjespak en Paradiso’s discobal bij de openingszin van “Blue Hotel”, kippenvel! Jammer dat hij er als uitsmijter niet even “Diddley Daddy” tegenaan gooit, maar ach, het oversteeg hoe dan ook al mijn verwachtingen.
Chris Isaak @ Manchester Academy 2 13 april
Daar staat ‘ie dan weer, nu in een roze Vegas glitterpak. En ik ook, twee keer Chris Isaak in drie dagen, would you believe it! Na veel vijven en zessen hebben we, vers aangekomen in Manchester, kaartjes bemachtigd en het zeer goed verstopte tijdelijke concertzaaltje gevonden op Oxford Road. Bijna dezelfde show (Buddy Holly cover ipv Johnny Cash), al blijkt Isaak wel een geweldig vermogen tot improviseren te bezitten: Een haperende mic zorgt voor prachtige slapstick, twee zeer jonge fans worden voortdurend door Isaak bij de show betrokken en zijn “Are you a professional dancer?”-grap knalt enigzins in z’n gezicht uiteen als de ondervraagde dame een heuse paaldanseres blijkt te zijn (dit in tegenstelling tot de juridische assistente in Paradiso, verschil moet er zijn). Onvergetelijk avondje weer, kortom.
Hiram Sr. & Jr. @ The Cavern 15 april
Coverbandjes in het geboortehol van The Fab 4, die grappig genoeg allemaal als een andere band klinken: Achtereenvolgens Elvis Costello, Arctic Monkeys en The Hives doen The Beatles, en gelukkig ook nog wat ander 60s en classic (hard)rock spul. De jonge honden bandjes zijn het leukst, het publiek een gezellige mix van toeristen & Scousers, en Hiram & vader konden zich uiteindelijk maar met moeite naar de laatste trein naar Manchester slepen. Cheers!
My Dying Bride @ Paradiso 20 april
Voor het eerst sinds tijden weer eens together alone met mijn lief naar een concertje! Paradiso is natuurlijk gemáákt voor MDB, maar het begint enigzins stroef en sombermans Stainthorpe is ook nog even op zoek naar de juiste noten op zijn klaagzang. Helaas ook maar twee nummers van de bloedmooie laatste plaat, maar tegen het eind gaat het welzeker los en wapperen onze haren als vanouds synchroon in slomo. Toch niet zo indrukwekkend als de vorige keer in het Patronaat.
Blue Highways 8 @ Vredenburg 21 april
Toch wel opvallend minder druk van voorgaande edities, deze laatste Blue Highways in het oude Vredenburg. Wel weer zoals gebruikelijk veel moois, zowel on- als bekend. Diana Jones is qua verschijning en muziek bijna een karikatuur van Gillian Welch: 19e eeuwsche liedjens over opa & oma, de dood en mijnrampen, een Dave Rawlings op mandoline, mantelpakje met kistjes eronder, stukje a-capella, microfoonloze toegift, allemaal uit het boekje. Het enige ‘probleem’ is haar stem, die teveel coffee & cream en te weinig koud, hard, blauwblinkend staal is voor dit soort old timey hillbilly. De ontroering wordt overigens niet weinig geholpen door haar van trots glimmende broer die naast ons op de tribune zit. Vervolgens wordt de kleine zaal uiteen gereten door Jesse Dayton en zijn Road Kings. Tjonge, ik was toch even vergeten hoe ongenadig begenadigd deze Texaan kan zingen, gitaarspelen en liedjesschrijven. Licht beschonken en vuil gebekt geeft hij het toch altijd wel wat suf aandoende americanagebeuren een fikse schup onder de kont en de doghouse bassist heeft nog een Morbid Angel t-shirt aan ook. SUFFER! Joe Ely is werkelijk prachtig in de grote zaal, maar de logistiek dwingt ons om reeds om half tien af te taaien. Jammer, en we missen vervolgens alsnog de trein…
SunnO))) @ 013 22 april
Ook bij dit minidronefestivalletje in Tilburg weer te laat in da house en tot overmaat van ramp blijkt niet Fear Falls Burning (een nogal saai Belgisch eenmansding) maar het Duitse avantgardejazzdronecultgezelschap Bohren & Der Club Of Gore al halverwege hun set te zijn. De amper drie nummers die ik nog wel hoor zijn erg hard, traag en mooi, en hebben met sax een hoog Badalamenti gehalte; spijt dat ik geen ceedeetje heb gekocht. SunnO))) heeft deze keer blackmetallegende Attila Csihar meegebracht als gastzanger en hij steelt de show aan het begin en einde van het optreden met zijn demonische gekrijs vanonder zijn rode kap. Daartussenin is het toch wel wat plichtmatig wat Zij Die Van Eierstokken Sambaballen Maken laten horen en verslapt de aandacht af en toe wat. Dat zijn ook de momenten waarop je in gedachten Graham Chapman het podium op ziet komen: “Right, stop it, too silly!” Het maakt overigens allemaal wel benieuwd naar de volgende stap die O’Malley & Anderson gaan maken, want er zal toch iets moeten gebeuren met de beproefde Sunn-formule om het nog interessant te houden op toekomstige platen. Het lijkt me de heren wel toevertrouwd, eerlijk gezegd.
Wednesday, April 25, 2007
Here, there & everywhere
Labels:
americana,
blue highways,
chris isaak,
indie,
live,
metal,
music,
my dying bride,
noise,
sunn o)))
Tuesday, April 10, 2007
TOP2006! #1: Anaal Nathrakh - Eschaton
Jaja, ik ben er ook niet trots op om steeds maar weer die ranzige bandnaam (vanaf nu afgekort als AN) te moeten blijven droppen, maar we kunnen er niet onderuit: Eschaton was met een straatlengte verschil het beste van het afgelopen jaar, waarin ik overigens maar weinig platen hoorde die van begin tot eind top zijn. Ik durf het bijna niet te zeggen, maar ik vind het misschien zelfs wel de beste metalplaat sinds de oerknal van 1986. En dat terwijl ik na het licht tegenvallende Domine Non Es Dignus toch eerlijk gezegd dacht dat AN zijn fifteen minutes of fame al had opgebruikt met "Pandemonic Hyperblast" en het als een nachtkaars zou uitgaan. Niet dus. Op Eschaton presteren de manne het onmogelijke door tegelijkertijd toegankelijker én extremer te klinken dan ooit tevoren en dat nota bene door zo'n beetje iedere denkbare vorm van metal te gebruiken om tot dit resultaat te komen, de 'post industrial black metal'-pigeonhole ver voorbij.
Een paar jaar terug schreef ik een ingezonden brief naar de Volkskrant naar aanleiding van een recensie van een concert van Slayer, Slipknot en Mastodon, waarin werd gesteld dat het maar niet wilde lukken om de metal nog verder te ontwikkelen of bij een breder publiek te laten aanslaan en dat Slayer na twintig jaar eigenlijk nog steeds onbedreigd In Bloed Regeert. Ik riposteerde dat men de al dan niet bewuste toenadering tussen extreme metal en avantgarde noise over het hoofd zag en halfgrappend droeg ik de dienstdoende recensent (die me overigens alleraardigst een zeer uitgebreide mail terugstuurde) op dan toch maar eens AN uit te checken. Inmiddels zijn we een jaar of drie verder en is metal hipper dan hip bij de 'serieuze muziekliefhebber' (met name de meer avontuurlijke doom/drone en black metal; zie ook Pelican) en hebben de drie 'gezaghebbende' indie webzines Pitchfork, Popmatters en Stylus allemaal een regelmatig terugkerende metalcolumn. Ha!
En nu blijkt dus zelfs dat mijn AN-tip een gelukkig schot in de roos was. Eschaton is een nauwelijks aflatende adrenaline kick, de eerste vijf nummers zijn werkelijk ongekend intens en doen het kippenvel over m'n hele lijf gieren (het blijft raadselachtig hoe je van zulke extreme herrie onbedaarlijk gelukzalig aan het janken kan slaan). Pas in het af en toe Voivodiaans aandoende "The Yellow King" gaat de voet enigzins van het gaspedaal, waarna het direct weer volle kracht vooruit is met hoogtepunt "When The Lion Devours Both Dragon & Child", het ultieme bewijs dat AN echt alles aankan, want zelfs een nu-metal riff blijkt de massavernietiging uitstekend van dienst te kunnen zijn. Lekker over-the-top power metal refreintje, fijne grind-stomp, black, thrash, het kan niet op. Zelden ook zo'n terechte Celtic Frost-style "UUOOAARRGH" gehoord, een vaak misbruikt metalcliché, maar hier moet hij echt, bij weer zo'n achterlijke catchy breakdown (op 3:44, prachtig 'een maatje te vroeg' getimed). Na dit nummer slaat zelfs de old school AN schrijnende black metal exercitie "The Necrogeddon" enigzins dood. Attila Csihar van Mayhem steekt een handje toe bij de doodenge, van gabberluchtalarm vergeven afsluiter "Regression To The Mean".
Maar de pièce de résistance is wat mij betreft toch "The Destroying Angel". Allereerst wordt het zaakje even geprogrammeerd op de totale vernietiging van het universum, vervolgens een AN-by-the-numbers openingszet (zo één waarvoor elke andere band een moord zou doen) en dan die ijzingwekkend krioelende sub-death metal rumbleriff, afgemaakt door de naar het schijnt uit Blackadder afkomstige "Kill EVERYBODY in the WHOLE WORLD, hahaha!"-sample (metal zonder humor is immers meestal niet leuk en als het er niet inzit, moet je het er gewoon zelf bijdenken, natuurlijk). Het 'refrein' is woordenloos gekrijs, briljant in z'n eenvoud en fantastisch uitgevoerd door Dave Hunt. Ook hier weer even aandacht voor het detail graag: De drumbreak vlak vóór en dan vooral het inkomen met 'de snare op de één' bij het begin van het tweede couplet is werkelijk geniaal. Het is mij overigens nog steeds niet duidelijk of ze een drumcomputer gebruiken of niet. Ik ben geneigd te denken van niet, daarvoor sissen mij de bekkens net iets te ongecontroleerd.
Bovendien zag ik gisteren op het No Mercy festival in 013 'verdachte #1' (want drummer van het eveneens uit Birmingham afkomstige Napalm Death) Danny Herrara spelen en die kan dit wel aan, me dunkt. Aan de andere kant, even later in de kleine zaal deed AN het verrassend genoeg toch met een andere drummer; maar die had dan wel weer een bomvet Darkthrone shirt aan. Ze waren volgens mij behoorlijk zenuwachtig (Dave Hunt passeerde me twee minuten voor showtime met een volle pint en voor hij het podium beklom was deze al achterover getikt); het was tenslotte ook pas hun vijfde optreden ooit, maar ze brachten het er prima vanaf. Van de ijle hoogten van Eschaton blijft live natuurlijk weinig over, maar het vloog in ieder geval niet reddeloos uit de bocht en ze speelden in een halfuurtje bijna alle 'klassiekers' (uitsmijter was "Pandemonic Hyperblast", uiteraard) en de zaal was boven verwachting enthousiast, al hoorde ik achter mij een dame in vet Tilllllburigs accent zeggen: "Okeej, moar dè is toch gin mziek mìr?" De korstige UK grindpunks stalen sowieso de show op het festival, eerst Napalm Death in de grote zaal, daarna Extreme Noise Terror en tenslotte (er is immers maar één overtreffende trap van extreme noise terror) Anaal Nathrakh in de kleine. Hun down to earth podiumpresentatie contrasteerde leuk met die van 'traditionele' langharige death metallers als The Monolith Death Cult, Behemoth en Obituary, die overigens wel allemaal overtuigden, al vond ik met name de wat puntigere attack (waardoor het niet allemaal in 'laag' verzoop) van de Engelse lads een pré.
Grootste pluspunt van de week is toch wel dat mijn trommelvliezen zowel Wolf Eyes als Anaal Nathrakh hebben doorstaan en ik morgen na jaren wachten en hopen eindelijk één van m'n all-time heroes, Chris Isaak kan gaan zien, en horen!
Een paar jaar terug schreef ik een ingezonden brief naar de Volkskrant naar aanleiding van een recensie van een concert van Slayer, Slipknot en Mastodon, waarin werd gesteld dat het maar niet wilde lukken om de metal nog verder te ontwikkelen of bij een breder publiek te laten aanslaan en dat Slayer na twintig jaar eigenlijk nog steeds onbedreigd In Bloed Regeert. Ik riposteerde dat men de al dan niet bewuste toenadering tussen extreme metal en avantgarde noise over het hoofd zag en halfgrappend droeg ik de dienstdoende recensent (die me overigens alleraardigst een zeer uitgebreide mail terugstuurde) op dan toch maar eens AN uit te checken. Inmiddels zijn we een jaar of drie verder en is metal hipper dan hip bij de 'serieuze muziekliefhebber' (met name de meer avontuurlijke doom/drone en black metal; zie ook Pelican) en hebben de drie 'gezaghebbende' indie webzines Pitchfork, Popmatters en Stylus allemaal een regelmatig terugkerende metalcolumn. Ha!
En nu blijkt dus zelfs dat mijn AN-tip een gelukkig schot in de roos was. Eschaton is een nauwelijks aflatende adrenaline kick, de eerste vijf nummers zijn werkelijk ongekend intens en doen het kippenvel over m'n hele lijf gieren (het blijft raadselachtig hoe je van zulke extreme herrie onbedaarlijk gelukzalig aan het janken kan slaan). Pas in het af en toe Voivodiaans aandoende "The Yellow King" gaat de voet enigzins van het gaspedaal, waarna het direct weer volle kracht vooruit is met hoogtepunt "When The Lion Devours Both Dragon & Child", het ultieme bewijs dat AN echt alles aankan, want zelfs een nu-metal riff blijkt de massavernietiging uitstekend van dienst te kunnen zijn. Lekker over-the-top power metal refreintje, fijne grind-stomp, black, thrash, het kan niet op. Zelden ook zo'n terechte Celtic Frost-style "UUOOAARRGH" gehoord, een vaak misbruikt metalcliché, maar hier moet hij echt, bij weer zo'n achterlijke catchy breakdown (op 3:44, prachtig 'een maatje te vroeg' getimed). Na dit nummer slaat zelfs de old school AN schrijnende black metal exercitie "The Necrogeddon" enigzins dood. Attila Csihar van Mayhem steekt een handje toe bij de doodenge, van gabberluchtalarm vergeven afsluiter "Regression To The Mean".
Maar de pièce de résistance is wat mij betreft toch "The Destroying Angel". Allereerst wordt het zaakje even geprogrammeerd op de totale vernietiging van het universum, vervolgens een AN-by-the-numbers openingszet (zo één waarvoor elke andere band een moord zou doen) en dan die ijzingwekkend krioelende sub-death metal rumbleriff, afgemaakt door de naar het schijnt uit Blackadder afkomstige "Kill EVERYBODY in the WHOLE WORLD, hahaha!"-sample (metal zonder humor is immers meestal niet leuk en als het er niet inzit, moet je het er gewoon zelf bijdenken, natuurlijk). Het 'refrein' is woordenloos gekrijs, briljant in z'n eenvoud en fantastisch uitgevoerd door Dave Hunt. Ook hier weer even aandacht voor het detail graag: De drumbreak vlak vóór en dan vooral het inkomen met 'de snare op de één' bij het begin van het tweede couplet is werkelijk geniaal. Het is mij overigens nog steeds niet duidelijk of ze een drumcomputer gebruiken of niet. Ik ben geneigd te denken van niet, daarvoor sissen mij de bekkens net iets te ongecontroleerd.
Bovendien zag ik gisteren op het No Mercy festival in 013 'verdachte #1' (want drummer van het eveneens uit Birmingham afkomstige Napalm Death) Danny Herrara spelen en die kan dit wel aan, me dunkt. Aan de andere kant, even later in de kleine zaal deed AN het verrassend genoeg toch met een andere drummer; maar die had dan wel weer een bomvet Darkthrone shirt aan. Ze waren volgens mij behoorlijk zenuwachtig (Dave Hunt passeerde me twee minuten voor showtime met een volle pint en voor hij het podium beklom was deze al achterover getikt); het was tenslotte ook pas hun vijfde optreden ooit, maar ze brachten het er prima vanaf. Van de ijle hoogten van Eschaton blijft live natuurlijk weinig over, maar het vloog in ieder geval niet reddeloos uit de bocht en ze speelden in een halfuurtje bijna alle 'klassiekers' (uitsmijter was "Pandemonic Hyperblast", uiteraard) en de zaal was boven verwachting enthousiast, al hoorde ik achter mij een dame in vet Tilllllburigs accent zeggen: "Okeej, moar dè is toch gin mziek mìr?" De korstige UK grindpunks stalen sowieso de show op het festival, eerst Napalm Death in de grote zaal, daarna Extreme Noise Terror en tenslotte (er is immers maar één overtreffende trap van extreme noise terror) Anaal Nathrakh in de kleine. Hun down to earth podiumpresentatie contrasteerde leuk met die van 'traditionele' langharige death metallers als The Monolith Death Cult, Behemoth en Obituary, die overigens wel allemaal overtuigden, al vond ik met name de wat puntigere attack (waardoor het niet allemaal in 'laag' verzoop) van de Engelse lads een pré.
Grootste pluspunt van de week is toch wel dat mijn trommelvliezen zowel Wolf Eyes als Anaal Nathrakh hebben doorstaan en ik morgen na jaren wachten en hopen eindelijk één van m'n all-time heroes, Chris Isaak kan gaan zien, en horen!
Pelican @ Patronaat
Opeens wist ik het: Karma To Burn, maar dan lief in plaats van ranzig! Dat had ik er op plaat nog niet aan afgehoord (zeker niet op The Fire In Our Throats Will Beckon The Thaw; de nieuwe City Of Echoes is een grote sprong voorwaarts, wat een prachtplaat is dat). Pelican is immers zo'n beetje de vleesgeworden hipster metal, het label dat de pers heeft bedacht voor de plotse populariteit van metal onder het hippe alternatieve volk. Mijn idee is dat de 90s grunge muzikaal te dicht tegen metal aanschrukte om het als zelfstandig genre te kunnen laten bestaan voor de all-round muziekliefhebber. Nu is de alternatieve gitaarmuziek weer meer hoekig, trashy (met één h) en 80s, waarvoor metal dan weer een mooi tegenwicht is voor weemoedige dertigers (die vaak ooit 'begonnen' als metalhead eind jaren tachtig). Anyway, het leuke van Pelican is dat ze als één van de weinigen ook echt muzikale invloeden uit de indie meebrengen naar hun instrumentale NeurIsis post-metal, namelijk van die onbeschaamd lieve melodieën en akkoordenreeksen, een beetje à la pak-'m-beet Sebadoh, Pixies, Sonic Youth. Verder zien ze er ook lekker nerdy uit, niet van die volgetattooëerde bronstige grizzlyberen als Mastodon. Maar zoals gezegd, live gaat het dus desalniettemin wel degelijk zwaar van beukenstein, ideale headbangmuziek, waarbij de tension & release-tactiek onbewust (?) geholpen wordt door de bepaald niet tempovaste drummer, waardoor met name de divebomb overgangen naar slow, deep & hard extra vet worden aangezet. Daar tussendoor schuren de twee gitaren verleidelijk en dissonant langs elkaar heen, als een Thin Lizzy zonder stemapparaat. Maar wat een nette jongens: Ze komen na de toegift keurig terug het podium op om on the count of three synchroon hun nog heftig na-feedbackende amps zelf uit te zetten!
(Voorprogramma These Arms Are Snakes had ik vooraf als emo ingeschat, maar het bleek matige post-hard-/mathcore van de minder extreme variant met een Zach De La Rage Against The Machine-soundalike op vocalen. Vuistregel: Als de drummer de ster van je bandje is, dan klopt er iets niet. Riffs moet je hebben jongens, memorabele riffs. Tot vijf tellen kunnen we allemaal.)
The Redneck Motörhead. Grootsche Band:
Karma To Burn - "28"
Ook geen kattenpis:
Pelican - "Bliss In Concrete"
(Voorprogramma These Arms Are Snakes had ik vooraf als emo ingeschat, maar het bleek matige post-hard-/mathcore van de minder extreme variant met een Zach De La Rage Against The Machine-soundalike op vocalen. Vuistregel: Als de drummer de ster van je bandje is, dan klopt er iets niet. Riffs moet je hebben jongens, memorabele riffs. Tot vijf tellen kunnen we allemaal.)
The Redneck Motörhead. Grootsche Band:
Karma To Burn - "28"
Ook geen kattenpis:
Pelican - "Bliss In Concrete"
Sunday, April 8, 2007
TOP2006! #2: The Long Winters - Putting The Days To Bed
Over The Long Winters kan ik kort zijn: Gitaarmuziek zoals ik die het liefst hoor, amerikaans, melodieus & rootsy. Dit is hun beste plaat tot dusverre, met speciale aandacht voor de koortjes, want die zijn bijzonder mooi en hoor je pas echt goed als je de koptelefoon erbij neemt. Begin dit jaar speelden ze in Paradiso een lekker relaxed maar toch intens setje in de bovenzaal. Gewoon, zo'n bandje met héééle goede liedjes, jeweetwel, kippenvel-met-glimlach. Goeie drummer, ook.
Op YouTube staat een erg leuke trailer van tien minuten voor een 'the making of Putting The Days To Bed'-doc, waarin ik tot mijn tevredenheid bandleider John Roderick (blijkbaar geen lieverdje) zijn gitarist het commando "play it like Malcolm Young" hoor geven. Hoezee! Ik heb nog getwijfeld m'n blog "x malcolm x" (get it?) te noemen. Iedereen denkt bij AC/DC meteen aan Angus natuurlijk, maar het échte geheim van die band is z'n broer, die gebochelde waar ze het woord ritmegitarist voor hebben uitgevonden. Kijk, daar staat 'ie, verstopt achter z'n haar, z'n oversized Gretsch en Phil Rudd's ride bekken. George Harrison. John Paul Jones. Cliff Burton. Joey Santiago. Wim Jansen. Paultje Bosvelt. In de schaduw is het goed toeven. Behalve in die van John Roderick.
De Klassieker:
Op YouTube staat een erg leuke trailer van tien minuten voor een 'the making of Putting The Days To Bed'-doc, waarin ik tot mijn tevredenheid bandleider John Roderick (blijkbaar geen lieverdje) zijn gitarist het commando "play it like Malcolm Young" hoor geven. Hoezee! Ik heb nog getwijfeld m'n blog "x malcolm x" (get it?) te noemen. Iedereen denkt bij AC/DC meteen aan Angus natuurlijk, maar het échte geheim van die band is z'n broer, die gebochelde waar ze het woord ritmegitarist voor hebben uitgevonden. Kijk, daar staat 'ie, verstopt achter z'n haar, z'n oversized Gretsch en Phil Rudd's ride bekken. George Harrison. John Paul Jones. Cliff Burton. Joey Santiago. Wim Jansen. Paultje Bosvelt. In de schaduw is het goed toeven. Behalve in die van John Roderick.
De Klassieker:
Maar dat is allebei nog oneindig veel beter dan deze Back In Black Rears It's Ugly Latina Head, goedemorgen wat een verschrikking...
Deze tenslotte is wel weer zeer vermakelijk. Als je liedje dit doorstaat, is het toch echt wel tot het einde der tijden veilig gesteld.
Deze tenslotte is wel weer zeer vermakelijk. Als je liedje dit doorstaat, is het toch echt wel tot het einde der tijden veilig gesteld.
Labels:
albums,
americana,
indie,
long winters,
malcolm young,
music,
TOP2006
Mag ik met je trouwen?
Het recept voor eeuwige gelukzaligheid is verbijsterend eenvoudig: Type de woorden "Alison" en "Krauss" in op YouTube.com, et voilà. Ik sprak eerder al eens de wens uit dat ze haar liefde voor hardrock maar eens moest waarmaken. Bij deze:
Alison Krauss & Shania Twain - "You Shook Me All Night Long"
Leuk weetje: Shania's echtgenoot John "Mutt" Lange produceerde het origineel van AC/DC uit 1980. Ook voor soul / funk draait Alison haar hand trouwens niet om:
Alison Krauss & The Funk Brothers - "You Can't Hurry Love"
Dat was bij een groot golftoernooi, inmiddels heeft ze toch wel iets teveel sponsordeals, me dunkt... Ierse folk dan maar? Waarom niet:
Alison Krauss & The Chieftains - "Molly Ban"
Sjezus, die was echt bijna te mooi om waar te zijn, niet?
U vraagt (niet echt, maar goed), wij draaien (gewoon door): Amerikaanse sixties folk!
Alison Krauss & Drrr-wight Yoakam - "If I Were A Carpenter"
Old school bluegrass:
Alison Krauss, Doc Watson & Ricky Scaggs - "Down To The Valley To Pray"
Nu-grass tenslotte met heur eigen bandje:
Alison Krauss & Union Station - "The Lucky One"
Ach, zoek het verder ook zelf maar uit ...
Alison Krauss & Shania Twain - "You Shook Me All Night Long"
Leuk weetje: Shania's echtgenoot John "Mutt" Lange produceerde het origineel van AC/DC uit 1980. Ook voor soul / funk draait Alison haar hand trouwens niet om:
Alison Krauss & The Funk Brothers - "You Can't Hurry Love"
Dat was bij een groot golftoernooi, inmiddels heeft ze toch wel iets teveel sponsordeals, me dunkt... Ierse folk dan maar? Waarom niet:
Alison Krauss & The Chieftains - "Molly Ban"
Sjezus, die was echt bijna te mooi om waar te zijn, niet?
U vraagt (niet echt, maar goed), wij draaien (gewoon door): Amerikaanse sixties folk!
Alison Krauss & Drrr-wight Yoakam - "If I Were A Carpenter"
Old school bluegrass:
Alison Krauss, Doc Watson & Ricky Scaggs - "Down To The Valley To Pray"
Nu-grass tenslotte met heur eigen bandje:
Alison Krauss & Union Station - "The Lucky One"
Ach, zoek het verder ook zelf maar uit ...
Thursday, April 5, 2007
Wolf Eyes @ Patronaat
Afgelopen jaar bezocht ik voor mijn doen maar bar weinig concerten, maar dat haal ik de komende twee maanden ruimschoots in: Een stuk of twintig staan er op de rol tot en met eind mei, dus verwacht een paar keer per week berichten van het front alhier.
Gisteren de kick-off met een fijne noise-package in de kersverse Nachttempel van 2006. Het gitaar/electronica duo Growing mocht beginnen met een onderbrekingsloze set van een halfuurtje en dat was best aardig zodra er eens een dronestormpje de kop opstak; de pogingen tot het creëren van hypnotiserende beats waren aan mij minder besteed en veel te zien viel er ook niet, dus snel verder met Thrones, het drumcomputer&bass éénmansproject van doomsludgemeister (Earth, SunnO))), Melvins) Joe Preston. Die had direct al last van knetterende speakers, al weet je bij dit genre nooit echt of het nou zo hoort of niet… Gelukkig wist de soundchick het alras te herstellen en kon de bebaarde zonderling, ietwat van zijn apropos, verder met zijn toch ook wel stonerrockende start-stoppende liedjes, waarbij hij zijn bas als gitaar behandelde (akkoorden, stringbends) en zo heb ik het graag, mooi optreden.
Maar we (een mannetje (m/v) of 150) kwamen toch vooral voor Wolf Eyes, de drie genreleidende noiseketeers uit Ann Arbor, Michigan, waar ooit ook The Stooges onder de stoeptegels vandaan kropen. Hun drumcomputer heeft maar één knop, ‘Heiblok’, waarvan tevens de BPM zijn afgekeken. Verder een weldadige oase van teringherrie met veel electronisch geknoppendraai, een paar vervormde gitaren, een schijnbaar uit gaffa tape & paperclipsen opgetrokken éénsnarige dronebas, een saxofoon (Wolf Eyes maakte al eens een plaat, Black Vomit, met avant-garde saxofonist Anthony Braxton), drie schreeuwende zangers (allemaal type morsig, beetje hooliganesque) en vooral ook lekker veel energie; eindelijk wordt er bewogen op het podium, en hoe! Het manische gezwaai met ledematen en hoofden heeft in combinatie met de gierende noiseterreur eigenlijk wel een bepaalde Jiskefet-kwaliteit (zeker als je het eens vanuit je luie stoel gaat zitten bekijken op YouTube), maar mist z’n opzwepende uitwerking op het publiek niet. Complimenten ook voor de geluidsmensen, want het was precies goed: Geen oordoppen nodig (de gevreesde ultra-hoge frequenties bleven uit), toch geen gepiep achteraf maar wel broekspijpwapperend en aambeisplijtend fysiek voelbaar. Het mooie aan noise (en free jazz en extreme metal; van beide genres hoor je wel wat terug in Wolf Eyes, black metal vooral) is vaak het moment waarop de gillende razernij een subjectief omslagpunt bereikt en plots gaat aanvoelen als serene rust. Dat gebeurde me een paar keer bij Wolf Eyes. Ook leuk: Tijdens een snelle sanitaire stop de pleebril mee horen ratelen met het donderende geraas in de verte. Shit yeah!
Gisteren de kick-off met een fijne noise-package in de kersverse Nachttempel van 2006. Het gitaar/electronica duo Growing mocht beginnen met een onderbrekingsloze set van een halfuurtje en dat was best aardig zodra er eens een dronestormpje de kop opstak; de pogingen tot het creëren van hypnotiserende beats waren aan mij minder besteed en veel te zien viel er ook niet, dus snel verder met Thrones, het drumcomputer&bass éénmansproject van doomsludgemeister (Earth, SunnO))), Melvins) Joe Preston. Die had direct al last van knetterende speakers, al weet je bij dit genre nooit echt of het nou zo hoort of niet… Gelukkig wist de soundchick het alras te herstellen en kon de bebaarde zonderling, ietwat van zijn apropos, verder met zijn toch ook wel stonerrockende start-stoppende liedjes, waarbij hij zijn bas als gitaar behandelde (akkoorden, stringbends) en zo heb ik het graag, mooi optreden.
Maar we (een mannetje (m/v) of 150) kwamen toch vooral voor Wolf Eyes, de drie genreleidende noiseketeers uit Ann Arbor, Michigan, waar ooit ook The Stooges onder de stoeptegels vandaan kropen. Hun drumcomputer heeft maar één knop, ‘Heiblok’, waarvan tevens de BPM zijn afgekeken. Verder een weldadige oase van teringherrie met veel electronisch geknoppendraai, een paar vervormde gitaren, een schijnbaar uit gaffa tape & paperclipsen opgetrokken éénsnarige dronebas, een saxofoon (Wolf Eyes maakte al eens een plaat, Black Vomit, met avant-garde saxofonist Anthony Braxton), drie schreeuwende zangers (allemaal type morsig, beetje hooliganesque) en vooral ook lekker veel energie; eindelijk wordt er bewogen op het podium, en hoe! Het manische gezwaai met ledematen en hoofden heeft in combinatie met de gierende noiseterreur eigenlijk wel een bepaalde Jiskefet-kwaliteit (zeker als je het eens vanuit je luie stoel gaat zitten bekijken op YouTube), maar mist z’n opzwepende uitwerking op het publiek niet. Complimenten ook voor de geluidsmensen, want het was precies goed: Geen oordoppen nodig (de gevreesde ultra-hoge frequenties bleven uit), toch geen gepiep achteraf maar wel broekspijpwapperend en aambeisplijtend fysiek voelbaar. Het mooie aan noise (en free jazz en extreme metal; van beide genres hoor je wel wat terug in Wolf Eyes, black metal vooral) is vaak het moment waarop de gillende razernij een subjectief omslagpunt bereikt en plots gaat aanvoelen als serene rust. Dat gebeurde me een paar keer bij Wolf Eyes. Ook leuk: Tijdens een snelle sanitaire stop de pleebril mee horen ratelen met het donderende geraas in de verte. Shit yeah!
Wednesday, April 4, 2007
Wilco, the magic band
Binnenkort komt de nieuwe Wilco uit, hij heet Sky Blue Sky. Zoals de titel al doet vermoeden is het een opgeruimde plaat, waarop de experimenteerdrift van de laatste twee albums wat is teruggeschroefd ten faveure van ouderwets eenvoudige mooie liedjes, die vooral heel erg seventies en zomers-lui klinken. De band klinkt lekker op het gemak en zelfverzekerd, Tweedy schudt zijn uit duizenden herkenbare idiosyncratische songs losjes uit de mouw, musician's musicians Glenn Kotche (drums) en Nels Cline (gitaar) spelen virtuoos en dienstbaar tegelijk, kortom ik ben er zeer mee in m'n nopjes. En dan vooral met dat ene nu-al-nummer-van-het-jaar, wat er waarlijk uitsteekt als een beurse doch fier omhooggerichte duim, "Walken". Het is een beetje weggemoffeld achterin het album, het lijkt alsof ze zelf ook vonden dat het eigenlijk niet zo binnen het geheel past, maar dat het toch echt te goed is om niet te gebruiken. Een schaamteloze ode aan Little Feat en Mallard/The Magic Band is het, zo één waarvoor je terstond de rock 'n' roll doctor moet oppiepen; wat een feest! Na ieder hees falsetto-refreintje een nieuwe killer southern rock riff, slidegitaren en honkytonkpiano's vliegen je links en rechts om de oren, John Stirratt doet z'n beste Paul McCartney-imitatie en als uitsmijter die éénnotige riff waarbij Kotche met een heerlijk simpel vierkante tegenritmische fill invalt en vervolgens het ontegenzeggelijk beste aller mogelijke ritmes vindt om het allemaal weer thuis te brengen. Ik kan me nauwelijks indenken hoe dit live te spelen zonder het uit te kraaien van plezier. We zullen zien, volgende maand in Paradiso.
Subscribe to:
Posts (Atom)