Tuesday, June 24, 2008

Hé, muur, stil 'es!

Gister plukte ik Night Of The Bloody Tapes van The Cherry Point ergens van het web en zonder dralen hing Last FM er het mij onbekende genretagje wall noise aan. Ha. Vandaar. Enzo. Later.

The Cherry Point feat. Andorkappen - Live in L.A. 2005 ('het' begint na één minuut; na een seconde of 20 loopt heer kersenpunt Phil Blankenship zelf even door 't beeld, kaal, snor)

Tuesday, June 17, 2008

Voorpret: Baroness


Na jarenlange associatie met achtereenvolgens de pornstache (1970s), de vlassnor (1980s) en de goatee (1990s) wordt metal in de 21e eeuw meer en meer bevolkt door heerschappen met een wat omvangrijkere gezichtsbegroeiing. Ook Baroness, morgenavond te aanschouwen in de Oude Zaal van de Melkweg, behoort onmiskenbaar tot het inmiddels bona fide subgenre van de beard metal. Let wel, de baard (uiteraard in ongetrimde wollige daklozenstijl) gaat hierbij lang niet altijd vergezeld van lange echte haren maar minstens even zo vaak van een afgeragde cumstained baseball cap of van die quasitribale oorlellen waar je een rijksdaalder of een kleine goudvis doorheen kan gooien. Muzikaal betreft het doorgaans een ratjetoe van sludge, stoner, doom, en post-metal(core), bovendien is het onderscheid met hipster metal zo goed als nonexistent, en tja, eigenlijk is het gewoon allemaal de schuld van Mastodon. Baroness heeft in ieder geval de koelste cover art van allemaal, getekend door zanger/gitarist John Baizley. Ik prefereer, “ik-vond-ze-al-goed-toen-ze-nog-slecht-waren”-stijl, nog steeds de twee oudere EPs, maar de debuut/doorbraak Rooie Langspeelplaat is ook vet als een honkbalpet; gaat dik de bom worden morgen. Ook voor al uw dakdekkingsklusjes, overigens.

Baroness - "The Birthing" (live 2007; engage treble reducer)

Monday, June 16, 2008

Dismember - "Under A Bloodred Sky"

Een band adoreren om z’n übervette gitaargeluid, dat is eigenlijk zoiets als van een vrouw houden vanwege haar rondborstigheid. Gelukkig schrijft Dismember met enige regelmaat ook nog puike liedjes. “Under A Bloodred Sky” van hun dit jaar verschenen titelloze plaat heeft alles wat je mag verlangen van een death metal nummer, and then some; ik ben nu al een paar keer letterlijk (fysiek) duizelig geworden van de eerste tachtig seconden. Snel, zwaar, bruut, to the point back-to-back killer riffage en vooral ook zweedser dan Ikea, want verdomd als dit geen 24-karaats popliedje is, met als crux de majeur-akkoorden van het refrein én het instrumentale black-ish pre-chorusje met perfecte bass/crash-boost op 't eind. Het is een nauwelijks waarneembaar verschil, maar die duizel is toch echt pop-bliss, en geen metal-adrenaline, of waarschijnlijker nog, een combinatie van beiden; alsof je straight bourbon chaset met een Breezertje. Blijf daar maar eens mee op je poten staan...

Maar nog even over dat gitaargeluid. Zoals ik al zei, de soundcheck vóór het concert van Dismember eerder dit jaar in Purmerend was voor mij eigenlijk al de entreeprijs dubbel en dwars waard. Het bulderend geraas van een panzerdivisie die en masse een fjord in dondert. O goddelijke gruizige smeuïgheid. Niks meer aan doen. Het hielp wel dat de gitaarroadie niet zoals gebruikelijk verveeld naar de geluidsman starend wat lome power chords stond weg te harken, maar aan het shredden sloeg als ware hij de papierversnipperaar van de boekhouding van Feyenoord in het tijdperk Van Den Herik. Ik stond het in de nog bijna lege zaal dusdanig met open mond gade te slaan dat mrs. Hiram al aanstalten begon te maken om mij een niesonderdrukkende wijsvinger (plus pinkje voor de show) onder de neus te wrijven. Hoe spijtig was het dat we die avond al na een halfuurtje 'echt' concert de laatste trein moesten gaan halen, waardoor we niet alleen "Under A Bloodred Sky" maar ook de toegiftcovers "Killers" en "Painkiller" hebben gemist. Want ja, ik vergeet bijna te vermelden dat "Under A Bloodred Sky" eindigt met twee minuten Maiden-pastiche waar Dismember patent op heeft. Gelukkig hebben we de wearing their influences on their amps-foto's nog.

Friday, June 13, 2008

Fuck Buttons @ Patronaat

Klinken ook werkelijk al-le-maal hetzelfde, hè, die IJslanders… Van die aangenaam fris wegtikkende neoklassieke danwel postrockende ambient electronica ergens tussen Björk, Sigur Rós en Jóhann Jóhannsson. Strijkers, laptops en verstild neerdwarrelende sneeuwvlokjesnoten, ook Ólafur Arnalds, die mag openen vanavond, weet er wel raad mee. Ik niet altijd, hoor het over het algemeen liever al rondwandelend op de koptelefoon dan in de concertzaal, al heeft zo’n tergend langzaam van de trap stuiterend plastic bekertje ook wel een zeker cachet (ze kunnen er zelf gelukkig ook om lachen). Het is een prettig en precies lang genoeg optreden dat bij mij nochtans niet voortdurend de indruk kan wegnemen dat ik naar met glitches ‘n’ beats opgeleukte muzak sta te luisteren, en daar heb ik bijvoorbeeld bij Jóhannsson meestal geen last van; maar het is eigenlijk ook niet eerlijk om de lat voor de vroege twintiger Arnalds en zijn al even jonge strijkkwartet zo hoog te leggen. Was overigens te laat binnen om het eveneens IJslandse voor-voorprogramma Rokkuro te horen.

Goed, we zijn gekomen voor Fuck Buttons, want noise is natuurlijk bij uitstek wél zeer goed genietbaar in levende lijve. Het Engelse duo heeft bepaalde regionen van de blogosfeer het afgelopen half jaar aardig in lichterlaaie gezet met single “Bright Tomorrow” en langspeler Street Horrrsing, waarop de noise niet overdreven harsh à la Wolf Eyes of Prurient maar bijna dream poppy geserveerd wordt en dat is een mes wat aan twee kanten snijdt. Ik ben altijd ende onvoorwaardelijk vóór hooks, maar het fijne van noise is juist dat je er op een gegeven moment van in the zone kunt geraken, om maar even met Britney te spreken, en daarbij kunnen hooks soms alleen maar in de weg zitten. Aan de andere kant maakt deze aanpak de muziek van Fuck Buttons zeker wat toegankelijker, al is dat aan de opkomst in de kleine zaal niet echt te merken. En ja, ikzelf hoef niet meer middels haken naar binnen getrokken te worden en hoor het eerlijk gezegd sowieso liever ‘gewoon’ hard en compromisloos, maar het optreden pakt al met al toch goed uit, of in ieder geval goed genoeg. De extreme hoog/laag frequenties worden dan wel jammerlijk geschuwd, overweldigend is het bij tijd en wijlen zonder meer. Dynamisch is het soms wat voorspelbaar maar wederom effectief genoeg. Wat me wel een beetje tegenvalt aan de twee Bristolians is de wat aarzelend (nerveuze?) podiumpresentatie en het gebrek aan een echte-echte (licht)show en/of theatrale elementen, waar de muziek zich toch goed voor leent. Wolf Eyes, Amerikaans tenslotte, gaat daarmee soms bijna over the top (is überhaupt in alles veel extremer dan FB, en tja, ‘extremer’ betekent haast automatisch ook ‘beter’ als je het over noise hebt), maar het werkt wel. Na een uurtje is het gedaan, geen toegift, en dat is mij toch wat te kort, ik begin er net een beetje in te komen. The zone, that is.

Thursday, June 5, 2008

Black Mountain @ Melkweg

Bij aanvang van het bijna uitverkochte optreden in de Oude Zaal vertelt Black Mountain zanger/gitarist/bandleider Stephen McBean het publiek dat dit het laatste loodje van de Europese tour is en dat ze ‘stoked’ zijn om na zo’n lange tijd weer in Amsterdam te spelen, maar pas bij de hypnotiserende toegift “Bright Lights” gaan echt alle remmen los (ofschoon, het blijven Canadezen, dus al te freakaristiek wordt het nooit), verandert de ‘k’ in een ‘n’ en de spa blauw in rode wijn, stroboscoopje erbij, goede tijden. Wel jammer dat ik in de volle zaal de verkeerde kant heb gekozen: Een maatje bolderkar vintage houten toetsenbordbakbeest staat vooraan het podium opgesteld en ontneemt mijn zicht op de gehele ritmesectie. Heel veel spectaculairs valt er eigenlijk ook niet te zien, want ja, een klein beetje moe schijnen ze wel toe, de retropsychrockers uit Vancouver. Zangeres Amber Webber, die vorig jaar met mede-BM’er Joshua Wells nog een fijne spacey folk noir plaat uitbracht als Lightning Dust, is niet echt de sprankelende, mysterieuze of anderszinsbegoochelende frontvrouw waar ik op gehoopt had, zeker niet met nog vers in het geheugen het prachtige maar veeels te korte optreden van zielsverwante Jesse Sykes vorige week als opener voor Martha Wainwright (ook geweldig) in Paradiso. Vanavond moeten we het doen met een doorsnee zwijgzaam sikkeneurig maar toch ook wel weer schattig indie-madammeke wiens outfit het midden houdt tussen een slobbertrui en een tank top, als u zich daar iets bij voor kunt stellen. Ondanks dit alles toch welzeker een zéér vet concert; qua tremelozwangere, soms letterlijk schaapachtige zang (dat is een compliment) en tamborijnspel laat Webber immers geen steek vallen, en de rest van de band is ook gewoon erg lekker bezig. De nieuwe plaat In The Future is dan misschien wel wat constanter dan het debuut, onbetwist hoogtepunt van de avond zijn toch duidelijk de rug-aan-rug gespeelde zwaar stonerrockende oudjes “Don’t Run Our Hearts Around” en vooral “Druganaut”. Want. Flagrante stilistische dwalingen in de geschiedenis van de metal: Ze zijn talrijk, zowel muzikaal alsook kledings- en haardrachtsgewijs (en soit, menigeen zal het genre an sich als zodanig wensen af te doen), maar één van de meest pijnlijke/vermakelijke is toch wel funk metal; deze zoals gebruikelijk hilarische post op Metal Inquisition zegt alles. Maar was het nou eigenlijk wel zo’n slecht idee? Stel je voor dat iemand ze in 1989 even had uitgelegd dat ze niet Van Halen met Level 42 moesten combineren, maar Led Zeppelin met Stevie Wonder. Of beter nog, Black Sabbath met The Meters:

Black Mountain - "Druganaut" (live 2008)


Jesse Sykes & The Sweet Hereafter - "Hard Not To Believe" (live 2008)